Zij die regelmatig mijn digitaal boek lezen, zullen al gemerkt hebben dat heel wat foto’s van de hand zijn van Fred Bayet. Logisch. Vanaf 1980 was Fred de fotograaf-van-dienst bij Keesing Auto (en later Auto & Sport en Autokrant) voor alles wat ook maar enigszins betrekking had op circuitracerij. Eerst in België en vanaf ’82 ook in de internationale éénzitterij en niet op het minst de Europese toerraces met, of course, de 24 Uren van Spa. Na het einde van Auto & Sport erfde ik als een soort tegemoetkoming – ik was co-eigenaar – een groot stuk van het fotoarchief en kan aldus voor het illustreren van mijn digitale verhalen terugvallen op heel wat foto’s van Fred Bayet (en voor de rally’s Willy Weyens).
Willy was er van bij de eerste Keesings bij. Hij kende zowel in België als in het buitenland heel veel volk in het rallywereldje en logischerwijze deed men voor het aanleveren van foto’s een beroep op WW. Voor het illustreren van de reportages over de circuitracerij was het lang zoeken naar een geschikte fotograaf. Luc Jansen wisselde even het maken van foto’s in rallycross af met het verzorgen van circuitracerij maar als kersverse papa kon hij zich niet elk weekend vrijmaken. Tijdens een feestje geraakte André Vrijdag, redactiesecretaris, in gesprek met Axel Coecke, collega en vertrouweling van de directie van de uitgeverij/drukkerij en had het met hem over de noodzaak van het vinden van een fotograaf. Zo viel de naam van Fred Bayet, die Axel via via kende, en waarmee ik enkele weken later tijdens de Beker der Toekomst op Circuit Zolder kennismaakte. Alleen al de naam van de meeting…
Na zijn debuut in de fameuze Bekers der Toekomst, leverde Fred voortaan foto’s van het BK Circuit en kon ik ook op hem rekenen voor de verslaggeving van de Provinciale Rubriek (en de 24 Uren van Zolder). Gezien ik tevreden was over zijn inbreng – en de vlotte samenwerking, goed overleg over wat hem te doen stond – bleef Fred in ’81 werken voor ‘de Keesing’. Wellicht omdat hij pas op zaterdag kon vertrekken – beroepshalve had hij andere bezigheden – , toog hij dat jaar alleen naar de 24 Uren van Le Mans, terwijl ik eerder afreisde en dan nog als ‘chauffeur’ van Leentje Vermeersch (Dirk probeerde zich ondertussen in Le Mans te kwalificeren met de Z & W Enterprise Mazda RX7 van Pierre Honegger). Ter plaatse vonden we elkaar terug en vernam ik van Fred dat hij voor de trip naar La Sarthe uiteindelijk een auto had gedeeld met een Antwerpse hobby-fotograaf, die voor den brode bij Piper werkte. Pas vele jaren later ontdekte ik wie die persoon wel mocht zijn, toen ik voor het magazine Royal Auto van RACB passende foto’s zocht om verhalen van de 24 Uren te illustreren en hiervoor in contact kwam met een zekere Paul Kooyman. Nu nog kan ik voor mijn digitaal boek steeds terugvallen op zijn rijk fotoarchief.
Samen op reis, dat gebeurde toen Jean-Michel Martin, op dat ogenblik werkzaam bij Tabacofina/Belga, ons uitnodigde naar Snetterton om er de finale van het Britse F3 bij te wonen, waarin Belga-rijder Thierry Tassin het opnam tegen Jonathan Palmer. Afspraak werd gegeven in Sterrebeek bij Martin thuis, van waaruit we, samen met Philippe Delaite van Turbo, met een bij Ford geleende Van naar Engeland zouden afreizen. Fred werkte als fotograaf voor een bedrijf dat akkoorden had met warenhuizen om aan de ingang van de supermarkten een fotograaf te postuleren en winkelende mama’s-met-baby’s te lokken voor het nemen van de traditionele foto-van-baby-op-schapenvacht. Om de vaak huilende baby’s te troosten, te kalmeren was zo’n fotograaf uitgerust met allerlei speelgoed en toen Fred daar in Sterrebeek zijn bagage uit de autokoffer tilde, vielen prompt enkele plastic eendjes en andere baby-speelgoed op de grond. “Ja, foto’s maken van baby’s, dat is mijn hoofdbezigheid”, stamelde Fred. “En als ze niet ophouden met huilen of lastig blijven doen, knijp ik eventjes in hun billetjes. De mama’s maken zich dan wat sneller uit de voeten!”
1982. Met de lancering van het EK Toerisme in groep A en vooral het debuut van de Juma BMW 528i van Joosen-Vermeersch moést ik in ’82 naar Monza voor de openingsrace. Fred en ikzelf waren voor deze eerste trip niet écht georganiseerd en de ellende begon al in de luchthaven van Linate bij het proberen te regelen van de huurauto: wij konden geen kredietkaart voorleggen! Wij hebben dan een taxi genomen, maar, tja, hadden geen adres, tenzij “Circuit di Monza”. De vrouwelijke chauffeur wist echt niet waar te beginnen, maar slaagde er uiteindelijk wel in om ons, prompt, in de paddock in het Parco di Monza af te zetten. Vlakbij de vrachtwagen van Joosen Racing/Juma. ‘Waar verblijven jullie, hebben jullie een kamer nodig”, klonk de verwelkoming onder de luifel van Juma. Zodoende kregen wij een kamer in het tot de verbeelding sprekende Hotel Fossati en mochten we ’s avonds de benen schuiven onder een goede tafel in het Antico Ristorante Fossati.
1983. Parellel met de opgang van Thierry Boutsen van F.Ford, F3, F2 naar F1, volgde ik ook de carrière van Didier Theys, die net zoals Boutsen deel uitmaakte van het Belgian Marlboro Team. Om Theys in F3 aan het werk te zien, togen we dat jaar naar Monaco. Met de auto – een Alfasud-perswagen – en Knack/Weekend Magazine Pierre Darge als derde man. Er was ons gezegd van niet tot in Monaco te rijden met de auto, wegens veel te druk, de auto achter te laten in een parking in Nice en van daaruit met de trein richting het Prinsdom te sporen. Dat leek een perfect plan. Om één of andere reden was Fred die ochtend in Nice al in het bezit van een treinticket en verdween in de massa op het perron, terwijl Pierre en ikzelf ons naar een loket begaven. Groot was onze verbazing dat we daarop Fred op hetzelfde perron tegen het lijf liepen en hij blijkbaar niét de juiste trein had kunnen nemen.
“Toch wel, of, allez, bijna”, klonk zijn uitleg. “Alle treinstellen zaten vol, en omdat ik achteraan op het bewuste perron een lege trein aantrof, maakte ik aanstalten om erop te stappen. Totdat de controleur mij erop wees dat de bewuste wagon niet was… aangekoppeld. Ik ben dan maar afgestapt en kwam jullie opnieuw tegen!”
Daar is het verhaal van ‘de trein van Monaco’ geëindigd. Voor Fred en ook voor mezelf. Of toch niet. Want de gelegenheid was te mooi om aan zijn uitleg een ferme draai te geven: “Fred was op de trein gestapt, reageerde niet op de orders van de controleur, zette zich tevreden aan het geopende raam, wachtende op het vertrek van de trein van Nice naar Monaco. Bij het fluitsignaal kwam de trein in beweging, maar de laatste wagon, met dus Fred aan het raam, bleef stilstaan, want die bleek afgekoppeld te zijn…”
Op het juiste ogenblik op de juiste plaats – allez, niet op dat perron! -, dat gold des te meer voor fotograaf Fred in dat bewuste jaar in Monaco. Op het ogenblik dat Thierry Boutsen in het gezelschap van Eddy Den Tandt van Marlboro de mobilhome van Arrows verliet en hij er de handen schudde van Arrows-baas Jackie Oliver, drukte Fred af en was in het bezit van het bewijs dat er een akkoord was waardoor Thierry Boutsen in de eerstvolgende Grand Prix (die van België) zou debuteren in de F1. Verdere uitleg was overbodig.
Doorheen al die jaren had Fred duidelijk getoond dat hij niet zomaar een fotograaf was die zich langsheen de piste of in de paddock nestelde en plaatjes schoot. Fred had oog voor het juiste beeld, met een zekere journalistieke inslag. In die mate dat zijn foto’s vaak meer dan een aanvulling waren op wat de journalist – ik dus – neerschreef en vertelde over bepaalde zaken. De foto van het druk topoverleg tussen toenmalig BMW Motorsport-baas Dieter Stappert – zie ook zijn outfit, bloot bovenlijf! – BMW Italia-man Umberto Grano, Tom Walkinshaw – toen met Jaguar – en BMW-ingenieur Rudi Gmeiner, toonde dat er daar op de Salzburg Ring in 1984 iets aan de hand was. Fred had weet van de (mogelijke) problemen met de turbo van de debuterende Volvo 240 Turbo, zag de vier toplui ergens naast een tentzeil samen staan en schoot de bewuste foto!
Er is ook de foto van Tom Walkinshaw, in 1985, die zittende op een stapel banden in de pitlane zijn beurt afwacht om het stuur van de Rover Vitesse over te nemen. Een beeld dat alles zegt over het weinig strakke keurslijf waarin in de jaren tachtig het EK Toerwagens zich afspeelde. Geen hermetisch afgesloten pitboxen, geen koptelefoons op het hoofd en voor de buitenwereld onbereikbaar, geen pit wall-zitjes en nog minder binnen de lijntjes opererende press officers… Het was in die context dat ik eerder samen met Fred een unieke, zeg maar exclusieve reportage kon maken in Kidlington, het hoofdkwartier van het Tom Walkinshaw Racing waar we nog blote koetsen te zien kregen van de drie Jaguar XJS waarmee TWR in ’84 afspraak gaf in het EK en vooral de 24 Uren.
Na het dubbele succes van Jaguar zette Tom Walkinshaw zijn zinnen op een Europese campagne, maar ditmaal met de Rover Vitesse, voortaan in de kleuren van Bastos en Texaco, en dit als tegenstrever van het (nieuwgevormde) Volvo Eggenberger en de betrouwbare BMW’s 635 van vooral Schnitzer. Ook nu weer mochten we niet op de afspraak ontbreken in het Parco di Monza. Met een Volvo 760-perswagen ging het samen met Fred en Dirk Van der Sluys richting omgeving Milaan. Ik was enkele weken eerder tijdens het skiën ongelukkig gevallen en zat voor negen weken in het gips, maar verstek geven voor de openingsrace van het EK, dat was uitgesloten! Precies daarom kregen we de beschikking over een automatisch geschakelde Volvo. Wellicht omdat hij via zijn werkzaamheden in rally goede contacten had met Bastos zag Willy Weyens zich geaccrediteerd voor Monza en stond daar in voor de fotoservice van de rood-witte Rover Vitesse. Ik herinner mij dat hij mij op voorhand had gevraagd in welk hotel wij logeerden, zodat we elkaar konden treffen. Willy was immers nooit eerder in Monza geweest en had geen weet van het feit dat het circuit gelegen is in de groene long van Monza, het Parco di Monza en dat je je binnen het domein best met de auto verplaatst. Die onwetendheid zorgde bij Willy voor de nodige verwarring en dat verergerde nog toen hij prompt besloot om plaats te nemen in de Volvo en richtlijnen begon te geven van hoe we van Lesmo naar de Parabolica dienden te rijden…
Met de drie Rover Vitesse op plaatsen 1, 2 en 3 startte het seizoen goed voor Bastos! Walkinshaw-Percy wonnen. De Belgen bij TWR deelden in het succes: Eddy Joosen werd tweede als co van Jean-Louis Schlesser en Pierre-Alain Thibaut bezegelde zijn debuut bij Rover samen met Jeff Allam met een derde plek.
Willy zou pas op maandag terugreizen – hij had een vroege vlucht – zodat wij meteen na afloop van de 500 Km Monza en Milaan achter ons lieten en begonnen aan wat een nachtelijke terugrit zou worden. Met Dirk achter het stuur en de vraag om tijdig bij te tanken, alvorens we de Gotthardtunnel zouden induiken. Wellicht waren Fred en ikzelf ingedommeld, toen we beseften dat, jawel, onze chauffeur de 15 km lange tunnel had aangesneden, terwijl het… brandstoflampje al een tijd brandde! We zouden daar zeer lange kilometers en dito minuten beleven en in onze gedachten zagen we alle mogelijke en meest vreselijke scenario’s opdoemen: midden in de tunnel ergens aan een zijberm stilvallen, wachten op hulp, ons laten takelen, Volvo informeren en, ik één been in het gips, mij verplaatsende met twee krukken… Ik zie nog steeds het beeld voor mij van het, jawel, einde van de bewuste tunnel. We zijn dan in 1985. We waren dan al voor de eerste keer naar La Plagne afgereisd…
De (eerste) overwinning van BMW Schnitzer in ’85 liet ons dan weer toe om met de hulp van BMW Belgium een trip te organiseren naar Freilassing, de basis van Schnitzer vlakbij de Oostenrijkse grens. Met vlucht tot in Salzburg, alwaar Charly Lamm ons kwam oppikken. Ik zal niet vlug ons vertrek van deze one day-trip vergeten: alvorens ons terug te brengen naar de luchthaven wou Charly absoluut dat wij samen in de plaatselijke banketbakkerij gingen proeven van een sachertorte!
Met de switch van Eggenberger naar Ford en het daarop toekennen van het Volvo-contract aan het Belgische RAS Sport, werd ik door Volvo Belgium gevraagd mij te ontfermen over de persdienst rondom de deelname in het EK in ’86 van de twee Volvo’s 240 Turbo met Lindström-Cecotto en Granberg-Olofsson. Gezien mijn goede relatie/samenwerking met Fred, slaagde ik erin om hem aan te brengen als de vaste fotograaf en reisden wij dat seizoen veelal samen naar één van de veertien Europese toerraces!
Samen reizen, dat deden we nogmaals richting La Plagne, waar het Belga Team voor de tweede keer het sportprogramma voorstelde aan de meegereisde journalisten. Met hulp van de betrokken merkenimporteurs konden de journalisten opnieuw beschikken over een auto om zich te verplaatsen, richting La Plagne. Dat jaar gingen alzo Fred, Dirk Van der Sluys (toen Autokrant), Guy Milecan (Le Soir) en ikzelf onderweg in een door Ford geleende, nieuwe Ford Scorpio. In die periode kozen heel wat constructeurs steeds meer voor een voorwielaandrijver en… na de passage van een tunnel ergens vlakbij Albertville of was het Moutiers, werden we, met Fred achter het stuur, verrast door plotse sneeuwval en slaagde hij er slechts nipt in om de slippende Scorpio voorbij een trager rijdende vrachtwagen te sturen. “Wa was da”, klonken de geruststellende maar tegelijkertijd verrassend klinkende stemmen in de Ford. “Raar, dat zo’n voorwielaandrijver plots achteraan uitbrak”, moet iemand nog gezegd hebben. Voorzichtig sturend slaagde Fred – Guy Milecan bedacht tijdens de laatste kilometers voor hem de roepnaam Rambo – erin om ons tot aan de laatste klim, richting La Plagne, te brengen. “We gaan voor alle veiligheid de sneeuwkettingen leggen”, hoor ik mezelf nog zeggen, waarna ik Fred de opdracht gaf om de auto wat verder te parkeren, op een minder besneeuwde plek, zodat we makkelijker de kettingen konden opleggen. Op het eigenste ogenblik dat Fred/Rambo de auto wou verplaatsen en op het gaspedaal drukte, hoorden en zagen we achterste banden doorslippen. “Maar dat is een achterwielaandrijver”, stelde het verenigde journalistenkransje daar ter plaatse vast! Stel je voor, dat wij de kettingen vooraan hadden gemonteerd, vertrekkende van de overtuiging/gevoel dat we met een voorwielaandrijver onderweg waren…
In La Plagne had Belga de lancering van een Stuurwiel aangekondigd. Eerst met Toyota en dan met BMW. Autokrant-journalist Philip Verellen verloor in ’85 nipt het zitje aan Vincent Bertinchamps, won daarop – met wat hulp van Vlaamse jury-leden Mike ‘Jesco’ Van Hooydonk en Dirk Vermeersch, de latere wijnboer – het stuur van de Juma BMW 325i en Fred was er telkens bij op Circuit Zolder om het verloop en de ontknoping van de Belga-talentenjacht op de gevoelige plaat vast te leggen. Voorafgaand kreeg Philip Verellen voor Autokrant meermaals de gelegenheid om met tal van Productie-auto’s sporttests te doen – zoals de Corolla’s van vrienden/rivalen Joe Aerts/Marc Dries – en de fotograaf die met de betreurde journalist-rijder op pad mocht, heette natuurlijk Fred Bayet.
In 1987 versierde ik weerom dankzij BMW Belgium twee vliegtuigtickets, richting Nice, om van daaruit met een huurauto koers te zetten naar Finale aan de Adriatische kust en er een reportage te maken bij CiBiEmme van eigenaar Giuseppe ‘Pïno’ Briozzo over de overwinning van de BMW M3 van Martin-Van de Poele-Theys. Voor mijn overzeese verplaatsing dat jaar naar de finale van het WK op het Japanse Mount Fuji kreeg ik het, tot mijn grote spijt, niet geregeld om een plek te voorzien voor Fred. Een afwezigheid die ik mij tijdens het verblijf in Japan meer dan eens zou beklagen. Wij werkten al jaren goed samen, wij verstonden elkaar – ja, wegens beperken van de kosten deelden we al eens een kamer/bed – hij kende mijn prioriteiten en… het was met Fred altijd/veel lachen geblazen!
Nog voor mijn afreis naar Japan gaven wij, samen met Philip Verellen, afspraak in het Franse Nogaro, alwaar de finale werd betwist van het EK Toerwagens. Zoals gemeld, hield ik mij dat jaar voornamelijk bezig met het WK, en de trip naar de streek van Armagnac kwam er omdat ik een test voor Autokrant had geregeld met de in Spa winnende CiBiEmme BMW M3! Omdat de twee rijders – nadien bleek dat het om Johnny Cecotto en Enzo Calderari te gaan – nog niet aanwezig tekenden, haspelde Philip tijdens zijn test meer rondjes af dan wat voorzien en deed hij aldus dienst als testrijder. Na het bekijken van de cijfergegevens van de verschillende runs, was Bruno Chiazzaro, de technisch verantwoordelijke bij CiBiEmme, vol lof over diens doen en laten en je zag aan zijn gelaatsuitdrukkingen dat hij Philip nog graag een tweede kans had gegeven, zelfs als reserverijder! Helaas. Cecotto en Calderari zouden de klus klaren. Ver kwamen zij niet, de motor van de M3 ging vroegtijdig stuk…
1988 zouden we opnieuw afsluiten in hetzelfde Nogaro, alwaar de laatste – ja, écht de allerlaatste – manche van het EK Toerwagens werd betwist. Voor de Europese verplaatsingen, meestal met de auto, hadden Fred en ikzelf ondertussen het gezelschap gekregen van Jean Flagothier (later VZM, ELR en DG Sport) en Olivier Warnon, die door Jean-Paul Prossnitz was aangetrokken voor La Semaine Automobile. Ook na het door de FIA schrappen van het EK zagen we elkaar veel terug langsheen de Belgische circuits en niet op zijn minst in Spa, alwaar we in het appartement van de betreurde Jean aan de Route de Balmoral gedurende nog vele jaren een vaste slaapplek hadden.
Voor het aanleveren van de foto’s van het door Palmares van het duo Martin-Witmeur gelanceerde Belgian Procar werd in 1990 een beroep gedaan op Eric de Ville, maar met Philip Verellen als één van de smaakmakers, sprak het voor zich dat Fred telkens een accreditatie op zak had voor Autokrant.
Precies doordat ik Autokrant had verlaten en was ingegaan op het aanbod van Benoît Galand om mij te ontfermen over de Vlaamstalige Turbo Magazine en zij een beroep deden op een resem vaste fotografen – zoals een zekere David Noels – kwam er een eind aan onze samenwerking.
In het licht van een nieuwe campagne met de Vectra van het Team Opel Belgium – in ’95 kwamen Thibaut-Van de Poele-Hemroulle en Opel France-collega’s Cudini-Hélary-Strycek niet écht voor in de strijd tegen Spa-slokop BMW – reisden we, eind 1995, samen met Opel-persman Marco Van Riel en collega-journalisten Stéphane Lémeret en de betreurde Robert Bellot af naar Le Castellet voor de derde en meteen laatste FIA World Cup. Na het op zondagavond versturen van onze stukken naar de respectievelijke kranten – ik voor Gazet van Antwerpen; Lémeret voor La DH -, gaven we afspraak in de paddock en konden we met de door GM France ter beschikking gestelde Pontiac Trans Sport richting een ‘goe frituurke’ rijden, dixit Marco!
Op sportief vlak vermochten ‘onze’ Vectra’s niet veel tegenover het Audi A4-bastion met Biela-Pirro. Anthony Reid, die in de landenteams uitkwam voor Opel Japan, haalde met een 10de plek in Race 2 het beste score. Van het Belgische front daar op Paul Ricard eindigde Eric van de Poele (Team Repsol Nissan) twee keer ver in het veertigkoppige veld en Thierry Boutsen (Ford Team Schubel) werd telkens op twee ronden gereden door de leiders…
Na een uitgebreid en uiteraard geanimeerd diner, met als klapstuk ‘les douze desserts’, kreeg Fred de opdracht om achter het stuur plaats te nemen van de Pontiac en ons naar het ‘domaine’ te rijden van waaruit we op maandagochtend zouden afreizen, richting de luchthaven. Goed halfweg, zagen we ergens op een Route Nationale plots een équipe ‘gendarme de Saint Tropez’ opduiken, die ons aanmaanden om langs de berm halte te houden.
“C’est une voiture de General Moteur”, informeerde onze chauffeur iets té enthousiast de ‘gendarme’ die de boordpapieren opvroeg. In al zijn haast moet Fred hierbij niét het handschoenkastje hebben geopend, maar trok hij aan de hendel om de motorkap te openen… Wij konden, gelukkig, onze weg verderzetten en ik herinner mij dat de voltallige bemanning van de Pontiac niet ophield met gieren en lachen – met veel imitaties van Louis de Funès – tot we de parking van het ‘domaine’ opreden!
Enkele jaren later verruilde ik mijn journalistieke werkzaamheden voor een job aan de andere kant, als ‘manager’ van de toenmalige Nationale Sportcommissie (nu RACB Sport) en verloren we elkaar uit het oog. Later had ik er als press officer van de 24 Uren geen probleem mee om Fred te accrediteren. Omdat ik als geen ander wist dat hij fotografie als beroep beoefende en geen meeloper was die alleen uit was op het maken van leuke plaatjes. Op het ogenblik dat ik samen met de betreurde Marc Martens de krachten bundelde om het onuitgegeven boek 50 Jaar Circuit Zolder te verwezenlijken, sprak het voor zich dat wij een beroep zouden doen op het archief en de talrijke zwart-wit foto’s van Fred Bayet.
De eerste gesprekken over het fameuze Boek werden gevoerd in de periode dat ik door Circuit Zolder was aangesteld als press officer van de Belgische WTCC-round. Voor het schrijven van passende persberichten kon ik rekenen op de hulp van Touring Car-kenner Olivier Warnon en gezien Fred Bayet ondertussen door CZ was binnengehaald als fotograaf, vormde de Fab3 daar op Circuit Zolder opnieuw een geoliede machine!
Tja. En die trein van Monaco. Dat verhaal gaat onze Freddy nog lang blijven achtervolgen…