In een reportage in Speed Magazine over de Toyota Celica GT-Four lezen we veel over de komst van Freddy Loix bij het Toyota Team Europe. De Limburger is evenwel niet de eerste (of enige) Belg die kon samenwerken met TTE. Er bestond immers een zeer intense band tussen Ove Andersson, de Zweedse teambaas, en enkele vooraanstaande Belgen. Dat het dan nog piepjonge Toyota Team Europe in ’75 een vaste stek vond in het Belgische Lot verklaart veel…
Als één van de oudste Belgische Toyota-dealers had Emile Holvoet, vader van Claude en Dominique, een speciale band met de Belgische invoerder. Vader Emile was er in 1966 als één van de eersten bij om het nieuwe Toyota te verdelen. Emile bracht eerder het merk DKW aan de man – hij nam hiermee in ’64 ook deel aan de eerste ‘moderne’ 24 Uren van Spa – en gezien zakenvrouw Joska Bourgeois als invoerder van Jaguar, DKW en Audi, en na het verlies van Audi aan D’Ieteren, de Japanners zover kreeg om Toyota op de Belgische markt te lanceren, was er meteen de link met Holvoet. Het stond in de sterren geschreven dat Holvoet en Toyota vroeg of laat samen naam zouden maken in de autosport.
Een belangrijk element in het autosportverhaal van Holvoet en Toyota werd de deelname aan de Tour Auto in 1972. De Tour was een aaneenschakeling van klassementsproeven, klimkoersen en etappes op bijna alle grote Franse circuits, met een finale op Le Mans!
Geboren en getogen in Frankrijk kende vader Holvoet heel wat mensen in de Franse autosport en daarom had hij een voorkeur voor proeven zoals de Mobil Run op Paul Ricard en niet het minst de Tour Auto. Gezien Claude zich had ontfermd over de bouw van de Celica Gr.2, mocht hij mee naar de Tour als corijder/mecanicien. Voor sommige proeven op circuit zat hij achter het stuur en hoewel hij nooit eerder op het circuit van Dijon aantrad, draaide hij daar de snelste tijden. Holvoet-Holvoet eindigden uiteindelijk 6de in Groep 2, achter onder andere de Capri van winnaar Vinatier-Thimonnier en de Opel Commodore van Greder-Delferrier, maar waren wel 1ste in de tweeliter. Een resultaat dat in Japan heel wat weerklank vond…
Ter voorbereiding van de Tour kreeg Holvoet in de garage in Dendermonde het bezoek van Japanse Toyota-technici, tijdens de Tour was er bijstand van enkele Japanse mecaniciens en hadden zij de beschikking over een vrachtwagen met reservemotoren en wisselstukken. Hoe de Japanners in Dendermonde terechtkwamen, had veel, zo niet alles, te maken met Eugène Paesmans, toen Public Relations en uiteindelijk vicepresident van International Motor Company (IMC) – later Toyota Belgium – en drijvende kracht achter de aanwezigheid van Toyota in de autosport.
Zegt Eugène Paesmans over die beslissende periode: “Op het vlak van verkoopcijfers was België zeer vlug een absolute topper in Europa. Wij verkregen hierdoor bij de Japanners veel vertrouwen en op vraag van Joska Bourgeois en later Jacques Mounier werd ik hun contactman bij Toyota en zat ik voortdurend in het vliegtuig richting Japan. Dat ik bij de Japanners een voetje voorhad hielp om het met hen te hebben over autosport. Holvoet paste perfect in dat plaatje en zo bestond het dat hij en zoon Claude in de Tour de France omringd werden door Japanse Toyota-mensen.”
Op basis van het wedervaren in de Tour de France kreeg vader Holvoet overigens het voorstel om in België een soort Toyota Team Europe op te richten. Hij oordeelde dat dat te hoog was gegrepen en dat er geen geld viel te verdienen met het bouwen van raceauto’s…
Precies één jaar na de ervaring van Holvoet-Holvoet in die Tour de France, verscheen er voor de eerste keer in de geschiedenis van de ‘moderne’ 24 Uren van Spa een Toyota aan de start! Dat Japanse constructeurs interesse hadden om zich in competitie te komen meten met de Europese merken, toonde Mazda al met de strijd die de fameuze R100 in de jaren zeventig in de Ardennen aanbond met de vaste waarden zoals BMW, Porsche, Ford en Alfa Romeo! Die eer ging bij Toyota naar de Zweed Ove Andersson die eerder, via het Japanse moederhuis, in de RAC Rally aan de start was verschenen met een Celica!
Voor de campagne in Spa deed hij beroep op Freddy Kottulinsky als teammaat. Een Oostenrijker van geboorte, maar uitgeweken naar de Zweedse éénzitterij – en in de Europese Formule Vee een rivaal van de Fin Rosberg – en later een gewaardeerde testrijder/technici bij Audi Sport. Ter voorbereiding van Spa namen Andersson-Kottulinsky met de rode Celica deel aan de 6 Uur van de Nürburgring. De maidenrace werd bekroond met een 6de plaats algemeen, tweede in de klasse, voor de Schnitzer BMW en de Autodelta Alfa. In Spa eindigden Andersson-Kottulinsky 9de algemeen en wonnen, vooral, de Divisie 1 (tot 2000cc), voor de favoriete Alfa Romeo GTV!
De prestatie van Andersson bleef niet onopgemerkt bij de Belgische Toyota-mensen en toen de Zweed tijdens één van de vele onderlinge contacten met Toyota-invoerders in Duitsland, UK, Portugal, Finland en… België liet verstaan dat hij zocht naar een meer centraal gelegen thuisbasis en dus Zweden wou verlaten, kwam, alweer, Paesmans op de proppen met een voorstel om een leegstaande werkplaats (tot dan een fabriekje van vloertegels) in het Brabantse Lot te laten opknappen en toe te vertrouwen aan Ove Andersson en zijn Toyota Team Europe! Met een Belgisch adres sprak het voor zich dat de Toyota’s van het prille TTE in België ingeschreven stonden. Ze hadden, via IMC, dezelfde nummerplaten als de perswagens die toen aan journalisten werden uitgeleend!
Andersson zou tot in ’79 vanuit België TTE runnen, alvorens definitief te verhuizen naar Keulen.
Na Andersson verscheen ook Emile Holvoet in ’74 met een Celica aan de start in de 24 Uren en datzelfde jaar had Claude Holvoet zich in het ‘kleine’ circuitkampioenschap achter het stuur van een gelijkaardige Celica opgeworpen als een directe rivaal van de Audi 80 en vooral de Alfa’s Junior, goed voor vier overwinningen! (zie ook: Wat is er geworden van / Claude Holvoet). Gedreven door die prestaties en de overtuiging van toenmalig IMC-voorzitter Jacques Mounier en diens rechterhand Paesmans om via de autosport het ietwat oudere cliënteel te ‘verjongen’, pakte de Toyota-invoerder voor het seizoen ’75 uit met een ambitieus programma waarvoor het genaamde Toyota Racing Squad het levenslicht zag. Het duo Willy Braillard-Claude Holvoet trad aan in de zeg maar officiële Celica’s.GT. Voor de 24 Uren van Spa kregen zij versterking van toenmalige klasbakken zoals Bernard de St.Hubert, Francis Polak en Jean Wansart. De twee officiële auto’s moesten roemloos opgeven en de eer van Toyota werd dat jaar gered door Oostkantonners Alix, Gillissen en Rémion die, mèt steun van Toyota Nachsem, de klasse 1600cc wonnen van de Audi 80 GT van Audi-testrijders Abt-Nowak.
Het betekende meteen het begin van langdurende (en vooral) succesvolle campagnes van Toyota in de klasse 1 (tot 1600cc) waarin, naar voorbeeld van Holvoet Dendermonde en Nachsem Malmédy, nog andere Toyota-garages een belangrijke rol gingen spelen. We denken hierbij aan Janssens in Visé en Baert in Moeskroen. Ere wie ere toekomt, het is Claude Holvoet die met drie overwinningen ‘monsieur Spa’ van de ‘kleinste’ klasse blijft. Teamwork, dat was bij Toyota de drijfveer om, vaak samen met Deense of Tsjechische teams, het Fina-duo Fermine-de Liedekerke en zelfs het Japanse trio Okamoto-Matsuda-Nitta, de armada van de Corolla’s liefst vijf keer de Beker van de Koning in de wacht te laten slepen!
In het verhaal van Toyota in de Ardennen moeten we even terugspoelen naar de 24 Uren van Spa in ’77. Het genaamde Racing Team Debor, zeg maar de latere Tonton Tapis, liet daar de ex-Braillard Toyota Celica Liftback rijden voor Fransman Laffeach, Zwitser Savary en een nog onbekende Ardennees, Marc Duez. Tijdens de etmaalrace geraakte een zekere Pierre Benselin in gesprek met Duez en omdat hij begreep dat hij een ruwe nog te slepen diamant in handen kreeg, ontfermde hij zich als ‘manager’ over de jonge snaak. Hij was het die geregeld kreeg dat TTE voor de Boucles in ’78 een echte Celica Gr.2 – BYC-883 – voorreed voor het duo Duez-Nijs, goed voor een 5de plaats achter Dumont, ‘Didi’, Colsoul en Zweed Lundström, die overigens genavigeerd werd door Fred Gallagher. Het doen en laten van Duez bracht enkele journalisten ertoe om diens naam in het oor te fluisteren van Gilbert Staepelaere, die hem nadien prompt toevoegde aan de lijst van ‘zijn’ Musketiers, Snijers en Droogmans…
Lang voordat Loix, met hulp van Marlboro, de Opel Astra verruilde voor het snellere werk in de Celica GT, zorgden de Belgische Toyota-mensen (met steun van Bastos) ervoor dat Snijers-Colebunders al in ’89 hun bips in een Toyota Celica ‘made by TTE’ schoven. Bastos-Toyota: die associatie bestond, heel even, al eerder, via de wil van het Belgische RAS Sport (in ’86 nog Volvo 240 Turbo) om in ’87 op eigen houtje de Toyota Supra Turbo in de zeg maar ongelijke strijd te werpen tegenover heuse fabrieks-auto’s zoals Sierra Cosworth, Alfa 75 Turbo en vooral de dan nieuwe BMW M3. In ’88 deden ze dat, in de kleuren van Fina, in Spa nog eens over, maar ook dat werd geen succes.
Snijers had er een sterk seizoen opzitten in de Prodrive BMW M3 en hoewel David Richards hem het hof maakte om bij te tekenen – de eerste Subaru Prodrive zat eraan te komen –, koos Snijers er voor om met Bastos een zitje te versieren binnen de structuur van TTE en te gaan voor vier WK-rally’s (Monte-Carlo, Corsica, Acropolis en Sanremo), gekoppeld aan een Belgisch programma. Hoewel zij uitkwamen onder dezelfde vlag als Eriksson, Waldegaard, Kankkunen en Sainz, was het runnen van de ‘Belgian Toyota’ veeleer in handen van TTE-onderaannemer Hainbach. In België wonnen Snijers-Colebunders Spa, Omloop, Looi en Condroz, evenals de (toen nog) ADAC Deutschland Rally en behaalden in het WK in Sanremo een 6de plek. Net zoals vele jaren later ook het Bastos Peugeot Team (met Bruno Thiry) het WK verruilde voor een Europese campagne, opteerden Toyota en Bastos al in ’90 voor het ERC, goed voor twee derde plaatsen (Albena en Costa Smeralda) en Belgische winst in Omloop en Condroz.
Na het behalen van twee Belgische titels (achtereenvolgens met Philip Verellen en Pierre-Alain Thibaut in de Audi V8 quattro) in de populaire en publieksvriendelijke Belgian Procar opteerde men bij het Belga Team ervoor om voor de Procar 93 in zee te gaan met Toyota voor de dan worldwide steeds beter draaiende FIA Klasse 2 en aldus twee door Tom’s klaargemaakte Carina’s toe te vertrouwen aan het duo Philip Verellen-Renaud Verreydt. Het was niet de eerste keer dat Toyota samenwerkte met Belga, vermits Jean-Michel Martin en Volant-winnaar Bertinchamps in ’85 in het BK Circuit aantraden in een Supra (zie ook Jean-Michel Martin, Monsieur Belgian Touring Car Championship). Datzelfde jaar slaagde WK-specialist Willy Weyens erin om niemand minder dan Juha Kankkunen aan de start te krijgen in de Haspengouw Rally en dit achter het stuur van een heuse fabrieks-Celica Twin Cam in de kleuren van, jawel, Belga! En een jaar eerder bereikte, aub, Eddy Merckx in de Ronde van België 4×4 – ja, dat bestond toen nog! – in een Toyota Hi-Lux van het Belga Team, met Eugène Paesmans als co, de eindmeet op een 11de plaats. Colsoul-Lopes wonnen algemeen in een Land Rover.
De reden voor de switch naar de Carina was het, met deze keer Toyota, willen verzilveren van de Belgische titel én vooral, vooraan mee te strijden in de 24 Uren van Spa. De tot dan in Procar dominante Audi V8 quattro en BMW M3 zouden immers gewicht bijkrijgen, zodat de FIA klasse 2 vooraan voor de grootste bekers kon gaan tegenover de andere, zeg maar Supertoerismes, zoals Peugeot 405 (Bachelart-Gachot) en SEAT Toledo (Van Dalen-Winderickx). In de 24 Uren zou de nieuwe BMW 318i – de M3 werd daar niet meer getolereerd – voor de nodige concurrentie zorgen. Hoewel RACB het (nieuwe) reglement van de Procar goedkeurde, klonk er vanuit het kamp van BMW én Audi heel wat gemor: zij waren helemaal niet akkoord dat de (van ballast voorziene) M3 en de Audi op de piste in de schaduw van de Carina, 405 en SEAT enkel nog zouden strijden voor de ereplaats, lees de zege in de ‘grote’ klasse. Er werd daarop door BMW-kopman Hughes de Fierlant en J.G. Mal-Voy van de Belgian Audi Club stevig gelobbyd, met daarop het doorvoeren van een koerswijziging die niet door iedereen werd gesmaakt: BMW en Audi bleven gaan voor de ‘général’, terwijl de FIA Klasse 2-auto’s enkel voor een ‘klein’ bekertje zouden meedraaien! Bij Belga hadden ze zich de campagne in de Belgian Procar 93 enigszins anders voorgesteld en zij voelden zich, terecht, misbruikt.
Wegens gebrek aan voldoende gegadigden in de klasse 2 – vier BMW’s, drie Carina’s, één Britse Vauxhall/Opel maar geen Peugeot of SEAT, laat staan Audi 80 quattro – besloten de organisatoren van de 24 Uren van Spa het té magere startveld op te vullen met GT’s. Nog voor er één meter was gereden, leidde dat samengaan (en proberen te nivelleren van GT en Klasse 2) tot verhitte discussies, BMW trok de vier auto’s terug en uiteindelijk zou een ongelijke strijd na 15 uur racen ophouden. Onder invloed van het plotse overlijden van Zijne Majesteit Koning Boudewijn besloot RACB de race zondagochtend met de zwarte vlag stil te leggen. In die uitslag gingen zes GT’s – met helemaal vooraan de Porsche van winnaars Fittipaldi-Jarier-Alzen – de eerste Toyota Carina, de Belga van Verreydt-Close-Fermine vooraf (zie ook Le Journal des 24 Heures / 15 Uur van Francorchamps).
Philip Verellen werd in de Belga Carina weliswaar Belgisch kampioen in de klasse, maar bij Belga en niet op zijn minst Toyota zaten de verantwoordelijken na het opmaken van de sportieve balans met een serieuze kater (zie ook Mijn vriend / Philip Verellen). En, Eugène Paesmans, de man die voor de centen én het akkoord had gezorgd, mocht het in Engeland gaan uitleggen bij de bazen van Inchcape PLC, die sinds ’79 het roer van IMC in handen hadden…
Hoewel de Belgian Procar én de 24 Uren in ‘94 voluit kozen voor de FIA Klasse 2, hield men het bij Toyota Belga voor bekeken. Enkel in de 24 Uren zouden de Belga Carina’s nog aantreden, in combinatie met de inzet van TTE Celica’s GT-Four voor het drieluik Spa-Ieper-Condroz!
Fransmannen François Chatriot/Denis Giraudet gingen in de Boucles – openingsmanche van het BK – voor de overwinning en zetten aldus de Belga Toyota dik in de picture. In de (dan nog) 24 Uren van Ieper vermochten zij evenwel niets tegen de Bastos Ford Escort RS Cosworth van Snijers-Colebunders. Italiaan Andrea Aghini daarentegen herhaalde in de Condroz in een gelijkaardige K-AM 816 Toyota Belga de prestatie van Chatriot en bleef daar in Hoei de betere van Snijers-Colebunders en Toyota-maatjes Verreydt-Biar.
In de Ardense etmaalrace waren Hoy-Thibaut-Verreydt in de #7 Belga Carina er zondagochtend in geslaagd zich tussen de meute BMW’s te wringen en zicht te houden op een puike derde plek, totdat de mechaniek er anders over besliste. Belga-collega’s Chatriot-Sugden-Verellen hadden veel eerder de #6 Carina in het opgeverspark zien verdwijnen.
Na vier seizoenen onder de vlag van Opel Team Belgium, met dank aan Marlboro, kon Bruno Thiry de overstap maken naar het WK Rally voor een Escort Cosworth van het Belgisch-Italiaanse RAS Sport/Astra. Eén jaar eerder had men bij Marlboro geoordeeld dat er binnen de rangen van het Opel Team plaats was voor een ‘Vlaamse rijder’ en gezien Freddy Loix zich tot dan in een Mitsubishi van Guy Colsoul Rallysport danig in de kijker had gereden, vervoegde hij in ’93 Bruno Thiry bij Opel/Marlboro. Bij de ‘cowboy’ kon men spreken van een perfecte ‘filière’, met in ’95 een tweede WK bij Ford voor Thiry – remember, de fameuze Tour de Corse waarin hij een zekere overwinning verspeelde – en een verdere scholing van Loix in de Opel Astra. Dat was buiten het management gerekend van Thiry, dat het op een akkoord gooide met Bastos en aldus Marlboro voor voldongen feiten stelde. Wetende dat het té vroeg was om Loix zwaarder geschut toe te vertrouwen – Toyota was ondertussen in zee gegaan met Marlboro – en men bij… Toyota in Keulen wel horen had naar een herhaling van het Belgische drieluik Spa-Ieper-Condroz, werd in de hoofdzetel van Philip Morris in Lausanne een stevig, weliswaar Belgisch plan uitgetekend! Met als resultaat een niet te missen publiciteits- en promotiecampagne, met als ‘target’ de komst van, aub, WK-vedetten Markku Alen en Juha Kankkunen in de rood-witte-groene Celica’s GT-Four in Spa, Ieper en Condroz! Dat de drie rally’s ook al een akkoord hadden lopen met Marlboro maakte het plaatje volledig. Toyota-trouwe Renaud Verreydt – remember de dominantie in de Starlet Cup – zag zich gepromoveerd tot tweede man, naast de Flying Finns!
In de Boucles vermocht Alen niets tegen Snijers-Colebunders en moest hij vrede nemen met de tweede plek. Onder het toeziende oog van Ove Andersson, die vanuit de helikopter het doen en laten nauwgezet volgde, zette Juha Kankkunen in Ieper enkele verrassende scherpe tussentijden op de tabellen – was diens Celica al voorzien van de later niet conform bevonden turbo? -, waarna hij zich op het verraderlijke parcours liet verrassen en moest opgeven. De eer van Toyota (en Marlboro) werd daar gered door Renaud Verreydt, die won van Lietaer, Depping en Freddy Loix in de Astra (met Marlboro op de flanken). In de Condroz tenslotte kwam Alen niet verder dan een 4de plaats, achter, opnieuw, winnaar Verreydt en het Ford-duo Snijers en de Mévius.
Wegens het uitblijven van steun/goedkeuring van het moederhuis voor een verderzetting van de Belgische rallyactiviteiten van het Opel Belgium Team – in Rüsselsheim ging alle aandacht naar de nieuwe Vectra voor customer racing in de FIA Klasse 2, dus ook in de Belgian Procar – keken Loix/Marlboro uit naar een alternatief: Peugeot 306 Maxi of Toyota? Geholpen door de conformiteitsrel en het verbannen van Toyota Team Europe uit het WK zag Toyota-baas Andersson in Loix (en Marlboro) een unieke opportuniteit om zijn structuur toch uit te sturen in het WK, zij het onder de entrant Toyota Team Belgium. De goede verstandhouding en de vlotte samenwerking met Marlboro en de al jaren lopende friendship met de Belgische Toyota-mensen, maakten dat Freddy Loix en co Sven Smeets zich op het juiste moment manifesteerden om plaats te nemen in de ex-works Toyota Celica GT-Four (en er voor de Belgische proeven team te vormen met Toyota-huisrijder Renaud Verreydt).
In de Boucles eindigden Loix-Smeets tweede, achter de Ford van de Mévius en dan volgde in de Rally van Portugal het WK-debuut (zie ook Van onze verslaggever / Schrijven voor een krant). In België won Loix dat jaar Ieper en Condroz. In een tweede full Belgisch-WK-seizoen met de Celica GT-Four, met opnieuw Ieper op het palmares, werd hij in Sanremo uitgestuurd in de nieuwe Corolla WRC, goed voor een 5de plek en vooral gedurende de eerste dag aan de leiding van de WK-meute! In die Corolla WRC behaalde Loix in ’98 in Catalunya een tweede plaats, achter Toyota-maatje Didier Auriol en triomfeerde, opnieuw, in Ieper, plus Bianchi en Hoge Venen. Wetende dat het verhaal van Toyota in het WK op zijn laatste benen liep, verruilde het trio Loix-Smeets-Marlboro in ’99 de formatie van Ove Andersson voor die van Andrew Cowan, oftewel Mitsubishi Ralliart.
Na het behalen van een derde wereldtitel – en een laatste WK-zege in China – zou de Corolla WRC nog een tweede leven kennen via onderaannemers zoals het Italiaanse Grifone en… het Belgische Future World! Het was overigens achter het stuur van zo’n Grifone-auto dat Sébastien Loeb zijn succesvol debuut in het JWRC (met Citroën Saxo) in 2001 bekroonde met een eerste WRC-rit in Sanremo!
Hoewel men zich bij TTE volledig concentreerde op de komst van Toyota in F1, konden de satellietteams nog steeds terugvallen op de knowhow en de steun van de technici van TTE. Na het laatste jaar van Toyota in het WK Rally beschikte het team van Gérard Magniette over een vloot van tien Corolla’s – allen voorzien van de ondertussen bekende K-AM-registratie en veelal eigendom van de rijders – en was hiermee actief in België, Nederland, Polen, La Reunion, Zwitserland en het EK Rally!
In 2001 reden Theunissen, Kuzaj en Tsjoen nog steeds met de Future World-Corolla. Samen waren zij goed voor 10 algemene overwinningen, Kuzaj eindigde 3de in de Poolse eindstand en Tsjoen werd voor de eerste keer Belgisch Kampioen. De Nederlander ging in 2002 voor een tweede Belgische kroon, maar na de Boucles in 2003 werd hij getroffen door meningitis en zou hieraan niet veel later bezwijken. Dat jaar en ook in 2004 tekende Tsjoen voor nummer 2 en 3 in het ondertussen rijkgevulde lijstje aan Belgische titels.