Elders in dit digitaal boek heb ik het over mijn eerste professionele werk als autosportjournalist. In dezelfde periode als het schrijven voor het maandelijkse Auto & Sport en het wekelijkse Autokrant leerde ik ondertussen als medewerker van Het Nieuwsblad voor een krant werken. Dat vroeg een geheel andere aanpak. Het was de onvolprezen Jacques Beuckelaers die mij, en ook Marc Martens en Willy Weyens, aantrok om hem bij te staan in het brengen van veel autosportnieuws. Hij besefte dat autosport en de rallysport – lees Joosen-Vermeersch van Juma BMW-team, de Drie Musketiers én Guy Colsoul – enorm populair bleken te zijn en de stukken die erover verschenen in Het Nieuwsblad voor betere verkoopcijfers zorgden.
Fax, email, laat staan digitaal online werken bestonden in de verste verte nog niet, en dus diende je op zondagavond je verslag door te bellen. De vellen met voorbeschouwingen gingen we ter plaatse op de redactie afgeven. Zo’n preview kwam er ter voorbereiding van de 24 Uren van Francorchamps, waarin BMW – we schrijven 1983 – mogelijk voor de tiende keer Spa kon winnen en dat stond ook bovenaan mijn stuk: ‘Wint BMW voor de tiende keer de 24 Uren?’. Het effect van voor een grote oplage te schrijven, liet niet op zich wachten. Ik ging op bezoek bij BMW Belgium, toen nog in Kontich gevestigd in de Pierstraat (nu Hyundai), en bij het betreden van de grote trap die naar het kantoor leidde van persman Paul Taboureau viel mijn oog op het prikbord, met daarop het persknipsel in kwestie uit Het Nieuwsblad…
Doorspoelen naar 1991. Ik zou dat jaar niet langer meewerken aan het (nieuwe) Proto’s Auto & Sport en met alleen Autokrant als broodheer moest ik uitkijken naar iets anders. Ook al omdat Jacques Beuckelaers in Walter Wauters (en later Gert Vermersch) zijn vaste secondant(en) had gevonden en ik nog slechts sporadisch voor de VUM-krant schreef. Niettemin werd ik door Peugeot uitgenodigd op Paul Ricard voor de worldwide presentatie van het Le Mans-programma met de 905, waarvoor teambaas Jean Todt o.a. Keke Rosberg had weten te strikken. De avond voor de groots opgezette persconferentie geraakte ik in de bar van het hotel aan de praat met Frans Vermeylen, aanwezig voor Het Laatste Nieuws. Onder invloed van de komst (en de successen) van Thierry Boutsen in Formule 1 en wat Beuckelaers & co allemaal neerpenden over autosportraces, voelden andere kranten zich geroepen om dat voorbeeld te volgen (Jan Segers zou alzo zijn opwachting maken voor Het Volk, zie ook Van onze verslaggever/Alessandro Zanardi kon rekenen op de hulp van God). Zo ook HLN en kwam daar tussen pot en print de vraag van de ondertussen betreurde joviale Vermeylen, die zich eigenlijk uitsluitend met Formule 1 bezighield, of ik interesse had om medewerking te verlenen aan Het Laatste Nieuws.
Eén dag later, onderweg naar circuit Paul Ricard, had Walter Rombauts in de autocar naast mij plaatsgenomen, want hij wou ‘eens klappen met mij’. Ja, ik kreeg van hem een gelijkaardig voorstel om medewerking te verlenen aan Gazet van Antwerpen. Omdat ik Walter beter kende en hij mij eerder had geholpen – zie ook Provinciale Autosport/Keesing Auto Magazine – ging ik in op zijn aanbod. Eén week later zaten we opnieuw samen en werden er concrete afspraken gemaakt, zoals het verdelen van de taken: Walter bleef F1 volgen, de eerder aangetrokken Stephan Lesuisse hield zich bezig met alle rally’s en ik kreeg verantwoordelijkheid over alles wat circuitracerij betrof. Het eerste stukje in GvA ondertekend door KW betrof de komst van Marc Goossens en Mikke Van Hool in de hoogstaande Britse éénzitterij!
Bij GvA werd ik één jaar later gevraagd in te springen voor een ziekgevallen Walter Rombauts en de F1-verslaggeving voor mijn rekening te nemen. Vooral met het oog op de Belgische Grand Prix wachtte mij een zware klus, want er zouden drie Belgen deelnemen en bovendien trad de Belgian Procar aan in het voorprogramma. Moet gezegd zijn dat het verloop (en vooral de ontknoping) van de GP ‘92 mij mooi hielp bij het brengen van een goed verhaal: één jaar na zijn debuut achter het stuur van de Jordan (ex-Gachot) won Michaël Schumacher op Spa-Francorchamps in de Benetton zijn allereerste Grand Prix! “Goed gedaan, je bent geslaagd”, waren de woorden van Louis Van Craen, chef sport, aan de telefoon terwijl hij die maandagochtend aan de Katwilgweg de volle pagina over het F1-weekend aanschouwde!
Ik was overigens niet de enige die in een krant voor ondersteuning en dus autosportverslaggeving tekende. Bij Het Belang van Limburg deed Johan Willems (later topman bij GM en Opel) daarvoor een beroep op Bruno Drees (tot dan bij Auto & Sport en vooral Autokrant, nu nieuwsmanager bij Mediahuis, en nadien, full time, opgevolgd door Marc Cornelissen), terwijl ik de naam van mijn neef Kim Van Assche (nu VP Sales Europa DHL Express) bij Jan Segers, toen nog Het Volk, tipte en hij alzo, veelal in mijn gezelschap, voor Het Volk verslag uitbracht over toerwagenraces, Le Mans en WK Rally!
In ’95 verkoos collega Stephan Lesuisse de journalistiek vaarwel te zeggen en assistent-PR te worden bij Toyota Belgium, waardoor ik bij GvA ook de rallysport onder mijn hoede kreeg. Ik was tot dan, als sportredacteur bij Autokrant en Turbo Magazine, wel eens naar de Boucles of naar Ieper gaan kijken, maar eigenlijk bleef de rallysport een ver van mijn bed-show. Wie rally zegt, denkt – onterecht – aan Parijs-Dakar. En omdat ik al jaren een goede relatie had verkregen met Jacky Ickx en hij op zijn vijftigste verjaardag (geboren 1 januari) solo van Granada naar Dakar wou ‘koersen’, werd mij gevraagd een groot interview te brengen met Ickx. Het zou een volledige pagina worden, met heel wat kaderstukken. Zoals over de carrière van Ickx – met een verwijzing naar de eerste zege met de Ferrari in de ‘wet race’ op Rouen – en zou drukklaar gemaakt worden om op maandag 2 januari te verschijnen. Tijdens dat weekend viel, last minute, evenwel het bericht dat Philippe Albert, toen 36-voudig international, sterkhouder van Newcastle United en Rode Duivel, tijdens een training een ernstige knieblessure had opgelopen. Omdat er elders op de sportpagina’s geen plaats meer kon gevonden worden, moest één kaderstuk over Ickx sneuvelen en prijkte er aldus op de voor de rest mooie Ickx-pagina een, zeg maar ongelukkig stukje onder de kop ‘Philippe Albert door de knieën’!
Het kon bij het afsluiten en halen van de deadline ook anders en zeg maar beter verlopen. Freddy Loix was voor het seizoen 1996, met steun van Marlboro, gepromoveerd tot fabrieksrijder bij Toyota Team Europe en voor zijn eerste WK-uitstap werd ik (samen met Philippe Janssens voor La DH, Gert Vermersch van Het Nieuwsblad, Dominique Dricot voor Sudpresse en ook Marc Ghyselinck, voor De Morgen, nu chef wielrennen voor HLN) door Marlboro uitgenodigd voor de Rally van Portugal, die weliswaar enkel meetelde voor het kleine F2-kampioenschap. In duel met Toyota-maatje Madeira kwamen Loix-Smeets aan de leiding rijden en mijn relaas – een Belg die op het punt staat een WK-round te winnen! – zette Dany Cools, toen eindredacteur, ertoe aan om Loix en de Marlboro-Toyota op de één te plaatsen van de sportpagina’s!
Ondertussen had ook in de krantenwereld de elektronische (r)evolutie plaatsgevonden. Op een Toshiba 1000 werd een specifiek voor de krant ontwikkeld programma geïnstalleerd, waarbij, weliswaar via een (nog) analoge telefoonlijn stukken konden worden verzonden naar de krant. In functie van het soort telefoonlijn – een slechtwerkende telefooncabine in een perszaal of een gebrekkige telefoonlijn ergens in de Griekse middle of nowhere – kwamen de verzonden stukken niet of slechts gedeeltelijk terecht in ‘de pot’ op de redactie en werd je gevraagd een nieuwe poging te ondernemen. Of bij gebrek aan beter, je stuk te printen en door te faxen naar de sportredactie, wat aan de andere kant van de lijn niet altijd op gejuich werd onthaald.
Schrijven voor een krant had ontegensprekelijk invloed op mijn arbeid en niet op het minst op een aantal leuke uitnodigingen. Via Fiat Belgio, importeur voor bijna alle Italiaanse merken, dus ook Ferrari, volgde er ter gelegenheid van de Belgian Grand Prix een uitnodiging voor een exclusief gesprek met Jean Todt, toen de grote baas van de Scuderia. Het initiatief voor die babbel kwam van de PSAP, de beroepsvereniging voor autosportjournalisten (zie ook Van onze verslaggever/Belgian Racing Press Club). Als freelancer deed ik ook commercieel werk en dat zorgde er voor dat ik werd geweigerd voor een officiële perskaart en de PSAP mijn naam niet toevoegde aan de Ferrari-Todt-lijst. Het ontbreken van een journalist van Gazet van Antwerpen leidde ertoe dat Jean Vanderborght, de ondertussen betreurde persman van Fiat Belgio, de bestuursleden van PSAP er fijntjes op wees dat hij geen boodschap had aan de statuten van het persclubje en het voor hem uitgesloten was dat GvA en dus ikzelf zouden ontbreken. Het liet mij toe om tijdens het vragenuurtje in Spa met Jean Todt zijn aandacht te trekken met de vraag of hij zich zijn eerste kennismaking met Spa (en de 24 Uren in het bijzonder) nog herinnerde? Terwijl hij in het zaaltje speurde naar de persoon van wie deze vraag kwam, bevestigde de latere FIA-voorzitter dat hij in ’68 wel degelijk aan de start verscheen van de… trainingen van de 24 Uren, maar niet tot de start werd toegelaten (de R8 die hij deelde met Fransman Jean-François Piot ging tijdens de trainingen van de baan, werd nog hersteld, maar geraakte niet voorbij de technische keuring…).
Zoals we elders kunnen lezen (Aan de andere kant – De stroper wordt boswachter / Press Officer) verruilde ik in ’97 de journalistiek voor de job van ‘manager’ bij de Nationale Sportcommissie van RACB en schreef ik dat jaar voor ‘de Frut’ een laatste keer een verslag van de 24 Uren van Spa-Francorchamps. Hoewel ik hiervoor een volle pagina kreeg, besefte ik dat autosportverslaggeving voor een krant zoals GvA niet langer prioriteit kreeg. Voor het verslag van de 24 Uren werd mij immers gevraagd in de eerste plaats, en op de sportpagina’s, relaas uit te brengen over het debuut van de Wauters-broers in Spa als teammaats van mentor Vanierschot! Het verslag over de (allereerste) overwinning van Marc Duez werd afgedaan met een kaderstuk. Het aan de Katwilgweg minder of geen belang hechten aan autosportverslaggeving was mij al eerder beginnen dagen, toen ik door Bastos werd uitgenodigd voor de Rally van Sanremo. Zoals steeds deed ik bij de redactie aanvraag voor het reserveren van de nodige ruimte voor een verslag van de Italiaanse klassieker, waarin Snijers en Loix de Belgische kleuren verdedigden. “’’t Is dit weekend ook EK atletiek, en dat krijgt alle voorrang,” klonk het antwoord van de redactieverantwoordelijke. “Twintig lijnen voor de maandagkrant moeten volstaan…”.
Gezien ik per lijn werd betaald, voor Sanremo geen andere opdrachten had – lees geen andere inkomsten – en dus exclusief voor de krant drie dagen zou meereizen, haakte ik af en bedankte Bastos vriendelijk voor de uitnodiging. Even had ik nog gehoopt dat het beleid – lees betere coverage van autosport – zou verbeteren met de komst van Jan Segers, ex-Het Volk, ex-Supersport (het latere Canal+) als de nieuwe chef sport (zie ook Van onze verslaggever/Het effect van televisie). Hij gaf bij mijn vertrek, eind ’97, volmondig toe dat hij al die tijd in de eerste plaats zijn handen vol had gehad met het managen van de nieuwe synergie tussen Het Belang en Gazet van Antwerpen. Hij zou trouwens niet veel later, als chef sport, de overstap maken naar Het Laatste Nieuws. De redactionele samenwerking tussen Het Belang en Gazet had als doel dat er uitwisseling kwam van stukken, ook over autosport. Hierdoor ging er steeds vaker nog slechts één journalist op pad – of kwam er één verslag voor beide kranten – werden de mooie stukken van (dan nog) collega Marc Cornelissen in Het Belang aan de Katwilgweg onnodig en onhandig ingekort of verschenen zelfs niet in GvA! Ik zag mijn freelance-bestaan steeds meer gekortwiekt. Het zette mij nog meer aan het denken over mijn professioneel leven als autosportjournalist en te zoeken naar een, euh, nieuwe uitdaging. Eerst RACB, dan Kronos Mazda, drie seizoenen met Kronos Peugeot 206 WRC en terug naar de Aarlenstraat…
Na mijn vertrek bij RACB, halfweg 2010, bood Bernard Verstraete mij de kans om terug te gaan schrijven, en bracht ik voor AUTOnews Magazine maandelijks onder de kop ‘wat is er geworden van’ interviews met bijna-vergeten grote namen uit de Belgische autosport.