Flashback, 500 Km di Monza, 1983. Via Pirelli was er voor enkele journalisten een reisje gepland naar de openingsmanche op het beroemde circuit, gelegen in het prachtige Parco di Monza. Tot ik enkele dagen voor de trip naar Lombardije van toenmalig Pirelli-persman (en ondertussen betreurde) Claude Lemmens te horen kreeg dat… die vlieger plots niet opging! Noodzakelijkerwijze diende ik verstek te geven. Tenzij… Op het ogenblik dat ik het telefoontje ontving van Pirelli, hadden bijna alle Belgische teams hun tenten al opgeslagen in de paddock in Monza, maar ik greep toch maar naar mijn goed gevulde Succes-agenda en liep de namen/telefoonnummers af van de Belgen die gelinkt waren aan het ETCC. De eerste die de telefoon – voor de jongere lezers, een vaste lijn – opnam was Serge ‘Power’ Beankens! Ja, de vrachtwagen met de Chevrolet Camaro was onderweg naar Italië, maar hijzelf en twee mecaniciens moesten nog vertrekken en ja, er was nog plaats voor mij in de Porsche 928 (ik meen mij te herinneren dat het de auto was van de vrouw van Paul Kumpen of zoiets…). Vanaf dan maakte ik integraal deel uit van de crew van Serge Power: hij bezorgde mij een kamer in het statige Hotel de la Ville Monza en ook ’s avonds deelde ik de tafel met hen, het duo Marc Duez-Michel De Deyne en de uitgenodigde sponsors. Wat voor mij telde was dat ik in Monza mijn reportage kon maken voor Autokrant, Auto & Sport en daarvoor in de paddock op bezoek ging bij de andere Belgische formaties zoals Juma, RAS Sport, Trigaux, Luigi, maar er ook kennismaakte met Volvo-debutant Thomas Lindström en, samen met collega Benoît Galand, een babbel deed met Tom Walkinshaw over het tweede seizoen van de dan witte Jaguar XJS…
Voor de terugrit Monza-Hasselt was er nog steeds een plaats voor mij in de Kumpen-Porsche (!) en toog ik, gepakt en gezakt, na de 500 km di Monza naar de pitbox van de Serge Power/Chevrolet Camaro. In het kader van de WK-deelnames van de Gösser Beer-BMW 3.0 CSL (met Quester, Redman, Nilsson, Peterson) had Serge even bij Schnitzer gewerkt, hij kende Charly Lamm en ik zag hem aan het verlaten pitmuurtje in rustig overleg met de Duitser. Ik herinner dat Serge mij, in het Frans, presenteerde aan Charly en wij daarop in gesprek geraakten. Over de terugkeer van Schnitzer in het EK, de zege in Monza van Quester-Rossi. Wist ik veel dat hij Lamm heette, want voor mij was hij ‘Charly van Schnitzer’. Hij en tweelingbroer Dieter waren evenwel de zonen van Karl Lamm, een medewerker van de Schnitzer-garage in Freilassing, waarmee weduwe Schnitzer, moeder van Josef en Herbert, na WO II was hertrouwd.
Ik ontmoette Charly Lamm dus voor de eerste keer in ’83, maar zonder het zelf te beseffen vertoefden wij in ’72 al op dezelfde plek: hij in de pitlane van de 24 Uren van Francorchamps als tijdaangever voor de grijze Schnitzer BMW 2.800 CS van het trio Fitzpatrick-Peltier-Ethuin, vierde, en ik vanop de tribune als supporter van de gele BP Capri van Bourgoignie-Birrell, uiteindelijk tweede. En de Précision Liègeoise BMW waarmee eerder Peltier, zoon van Précision-baas Albert, aantrad, en in Spa werd toevertrouwd aan het duo Xhenceval-de Fierlant, werd gerund door niemand minder dan, jawel, Serge Beankens…
Het was in de Formule Vee dat Serge Paul Kumpen leerde kennen. Hij was een studiegenoot van Luc Boelen, had hem geholpen en daar kwam Serge in beeld. Serge werkte nadien voor Transeurope van Vic Heylen – de man van de Manta TE – en ontfermde zich al eens voor Kumpen over de bouw van een motor. Na een passage bij Schnitzer ging Serge in Luik voor vader Peltier sleutelen en toen zij een akkoord maakten met Bernard Carlier voor het runnen van de ex-Peltier BMW bleken de rekeningen niet meer te kloppen. Kumpen sprong zijn vriend ter hulp en stelde Albert Vanierschot, toen de rijzende ster in de Belgische circuitracerij, voor als rijder. Zodoende zat Vanierschot vaak in de groep 2 BMW 3.0 CSL waarop zeer Limburgs getinte sponsors te zien waren zoals Banden de Condé of Dermalex. Ook in de Power-BMW 530 IUS, net zoals de Juma BMW in ’77 in de kleuren van Kinley, was er zo plaats voor Albert Vanierschot. Idem in ’78 in de clan van Serge Power (BMW Kinley), ’79 (Capri Lotto), ’80 (Capri Bastos) en ’81 (Capri Roneo Alcatel)!
Nog steeds voor rekening van Michel De Deyne deed Serge in het hervormde BK Circuit in ’84 bijstand voor een 635 – met de Martin-broers als rivalen in gelijkaardige BMW’s -, in de 24 Uren runde hij een groep A-BMW 635 (met o.a. J.P. Malcher, Harald Huysman, Claude Bourgoignie en dezelfde De Deyne) en in de Franse Production kwam J.P. Jarier aan de start in een Power-Chevrolet. Er waren Subaru’s en Mercedes in Parijs-Dakar – met steeds weer De Deyne, dan samen met Lucien ‘James’ Beckers – en tenslotte de nieuwe Mercedes 190E in Groep N (jawel, met De Deyne) en Thierry Van Dalen-Bernard De Dryver voor een beperkt programma in het EK Toerwagens en uiteraard de 24 Uren van Spa.
In ’88 liet Serge, met eens te meer dank aan Michel De Deyne, onder de vlag van Peugeot Belgium-Luxembourg Peugeots 205 GTi 1.9 rijden in de nieuwe Divisie 2. Maar De Deyne kwam wel uit voor Emilio – die we nog kennen van de BMW-overwinning in de 24 Uren in 1976 – en vormde er een duo met Didier Meirschaut, ex Suzuki Sho, terwijl de Power-Peugeots in handen kwamen van Eric Bachelart, F3000 werkloos, en François-Xavier Boucher. Ook in ’89 namen de Peugeots – met deze keer een rechtse besturing! – het in deze Divisie 2 op tegen de snelle Honda CRX van Pascal Tillekaerts. De Deyne zat voortaan wel bij Serge Power, samen met Bachelart én Christophe Baillien, die een soort Peugeot Volant had gewonnen (van Christophe Vermeersch).