Thuis waren wij met vijf kinderen. In onze kinderjaren was hij niets meer dan mijn zes jaar oudere broer, want wij hadden geheel andere kameraden. Hij was misdienaar, ik zong in het koor – De Heikrekels waar ook de broers De Smet/De Nieuwe Snaar hun eerste tonen zetten -, hij was leider bij de Studenten, ik zat bij de Chiro. Het waren de autoraces die ons dichter bij elkaar brachten en onrechtstreeks werd daar de basis gelegd voor mijn latere carrière als autosportjournalist.
In de jaren zeventig schoten autoclubs als paddenstoelen uit de grond. Ook in ons geboortedorp ontstond het genaamde Duffel Racing Team, dat meteen een eerste Slalom van Duffel organiseerde. Ik heb toen Paul aangemoedigd om met zijn A112 voor eigen publiek deel te nemen, maar om één of andere redenen zou hij pas enkele maanden later debuteren in de Slalom van Arendonk!
Om nationaal te rijden moest men aangesloten zijn bij een nationale club en zo werd hij lid van het vooraanstaande Excelsior. Wat waren wij fier dat wij het logo van Renstal Excelsior op de A112 mochten kleven! Het ging steeds crescendo. Na de aankoop van een Mini Cooper, ex-Jan Nietvelt, volgde bij Citroën Helsmoortel in Mechelen de bestelling van een donkerblauwe A112 Abarth, 56 pk uit een 985cc motor, maar toen een “bom”!
Mijn broer werkte toen nog als pasteibakker en de nachtelijke arbeid was geen hulp om op zondagmiddag fris aan de start te verschijnen van de slaloms. Snelle tijden, maar altijd wel tikte hij een poortje aan – gebrek aan concentratie? – en zakte aldus telkens weg in het klassement van de kleinste divisie, waar de plak werd gezwaaid door de Mini’s, maar vooral Autobianchi-collega Patrick van den Hende. Bij aanvang van het nieuwe seizoen, vreesde niemand de Duffelse A112-coureur, want men wist ondertussen dat hij nooit een foutloos parcours afwerkte. Dat woog op het gemoed van mijn broer en daarom stelde ik hem voor om voortaan onder een schuilnaam en met een propere lei te beginnen!
Schuilnamen waren een goed bewaard geheim (men betaalde ook een hoger tarief voor de nationale vergunning), omdat het gebruik ervan vooral werd ingegeven door familiale of zakelijke redenen. Zo maakte Freddy Semoulin, broer van Alain, vader van Yves en oom van Benoît en François, het mooie weer op de Belgische circuits onder het pseudoniem van “Alain Dex”, afgeleid van “à l’index” wat stond voor het lijstje met door de Kerk verboden boeken en films. Vader Semoulin mocht niet weten dat de oudste zoon deelnam aan een “gevaarlijke en in zijn ogen te verbieden sport”.
Vermits men het in slalom makkelijkshalve had over het toucheren van groene of rode paaltjes/poorten, vulde ik op het aanvraagformulier voor de vergunning “Toucheur” in als schuilnaam. Enter, Toucheur. Had ik toen al, onbewust, gevoel voor PR & press? Er ontstond heel wat geheimdoenerij over wie die ‘Toucheur’ wel mocht zijn (sociale media zouden, anno 2022, zoiets al meteen hebben doorprikt)…
Naast het feit dat hij de arbeid in de bakkerij ondertussen had verruild voor het runnen van Huis Contant, de juwelierszaak die mijn grootvader ergens begin 1900 was gestart, proefde hij via Rétrorganisation van de circuitracerij. Die leerschool liet hem toe in slalom vooraan te strijden zonder nog foutjes te maken!
Ondertussen vroeg Paul Vervloet, broer van Luc, tot voor kort de man van de Fiat 124 Spider van Dirk Vermeersch, hem om diens groene gr. 2-Autobianchi te delen in de populaire 6 Uur van Zolder, zeg maar de Carglass Cup avant la lettre. Zij eindigden mooi 6de algemeen, ver achter de winnende NSU TT van Donckers-Van Remoortel. Om dat resultaat te bereiken, slaagden we erin snelle pitstops uit te voeren en hiervoor konden we, letterlijk, rekenen op mijn… koersinzicht! Ik had in het uitstekende Grand Prix International-magazine foto’s gezien van het tanksysteem bij Ferrari: een soort stelling, waarop een afvoer stond gemonteerd. Omdat er in de 6 uur een reglement gold dat het aantal personen beperkte dat interventies mocht doen, stelde ik voor om een gelijkaardig tankssyteem te voorzien, waardoor ik het tanken alléén kon afhandelen! Hiervoor ‘leende’ ik bij mijn tante (de jongste zus van mijn moeder) het ijzeren onderstel van de strijkplank, bevestigde er de trechter met darm op en toog hiermee naar Zolder. ‘Polleke’ Vervloet lachte mij weg, maar tijdens de pitstops zette ik mijn tankinstallatie neer, verbond de darm met de opengedraaide benzinestop en klaarde de klus alléén: we wonnen tijd en plaatsen in het algemeen klassement!
Onder impuls van de betreurde Baudouin “Corzy” Corbiau zette “Toucheur” in ’76 de stap naar het nationale omloopkampioenschap. Baudoin had het reglement beter gelezen dan wij, want hij wist dat een 1000cc kans maakte om het BK te winnen! Ter ondersteuning van alle klassen, golden voor het BK alle in de klassen behaalde punten, zonder cumul met de resultaten/punten in het algemeen klassement! Omdat Corzy de motor volgens de geldende Groep 1-normen een beetje had ‘getuned’, gaf hij er de voorkeur aan dat mijn broer de blauwe A112 niet meer zou gebruiken voor het dagelijkse verkeer. Hij kocht zich daarop een gewone A112e (van Elegance) en enkel voor de verplaatsingen van en naar Nijvel of Zolder werd de ‘koers’-A112 nog voorzien van dezelfde nummerplaten en ging het via de openbare weg richting het circuit…
“Het waren verbaasde blikken daar op Colmarberg, toen de duidelijk herkenbare Juma-Joosen-truck met achteraan de kleine blauwe A112 de paddock binnenreed…”
Voor de langere ritten naar Croix-en-Ternois of het Luxemburgse Colmarberg kon hij beschikken over de depanneur Hanomag mét laadplatform van garage Corzy, maar voor de tweede meeting in Luxemburg was de fameuze Hanomag om één of andere reden niet beschikbaar. Ik herinner mij dat die ook werd gebruikt door Dirk Vermeersch – jawel, Monsieur LePlan GT – om diens Gr. 2 Fiat 128 Coupé (de ex-Berndtson-Meloni-versie) te vervoeren. Toen op de wekelijkse Excelsior-vergadering gevraagd werd naar wie er van de leden het daaropvolgende weekend in Colmarberg zou gaan racen, stelde Paul dat hij verstek diende te geven, wegens geen mogelijkheid om de A112 naar Colmarberg te brengen. Wacht even, hoor ik nog de repliek van Eddy Joosen in het vergaderzaaltje boven het toenmalige café De Koets: hij had dat weekend geen race met de Juma BMW en stelde prompt de kleine Juma-Joosen Racing-vrachtwagen mét trailer ter beschikking! Het waren verbaasde blikken daar op Colmarberg, toen de duidelijk herkenbare Juma-Joosen-truck met achteraan de kleine blauwe A112 de paddock binnenreed…
De concurrenten in de -1000cc waren de andere A112’s Abarth van Guy Katsers, Claude Corthals (vader van), rallycross’er Guy Deladrière, Daniël Verschaeve (ja, de gewezen VAS-voorzitter) en Willy Braillard in een ietwat officiële Toyota 1000. Deze klasse 1 werd ondergebracht in een apart verreden race waarin de 1300cc-auto’s zoals de Simca’s Rally van Rémy Marquet, Eric “Speedy” Van Peer, Valentin Simons, de Alfasud van Michel De Deyne of de Fiat 128 Coupé van Paul Vervloet voor de “général” reden, maar dus enkel punten pakten in de klasse 1300! Alleen mijn broer nam in de klasse 1 deel aan alle races en doordat hij steeds volle punten scoorde, kwam hij, halfweg het seizoen, aan de leiding te staan van het algemeen circuitkampioenschap, voor Alain Semoulin, Michel De Deyne en Rémy Marquet! De stunt sloeg in die mate in dat Fiat, dat Autobianchi was gaan verdelen, vroeg om de A112 Abarth te mogen uitstallen tijdens de 24 Uren van Ieper in de grote Fiat-tent op de Grote Markt!
“Toucheur opteert voor Toyota Celica”, titelde daarop Gazet van Antwerpen. “Maar, ik heb gene Toyota,” klonk mijn broer verbaasd over mijn weliswaar zot idee”
Enkele weken later slaagde ik erin om nog meer de aandacht te vestigen op de BK-leider: ik wist dat deelnemerslijsten werden hernomen in het programmaboekje en om extra ‘pub’ te verkrijgen besloot ik een deelnameformulier in te vullen voor de klasse 1600cc met een Toyota Celica voor ‘Toucheur’! Om het formulier écht te laten lijken, ging ik bij de lokale Toyota-verdeler de nodige technische gegevens opvragen en informeerde ik enkele journalisten over het Toyota-plan. “Toucheur opteert voor Toyota Celica”, titelde daarop Gazet van Antwerpen. “Maar, ik heb gene Toyota,” klonk mijn broer verbaasd over mijn weliswaar zot idee. Dat is geen probleem, wat telt is de aandacht trekken en als het zover is, zeggen we dat het plannetje niet kan doorgaan, want de Celica van die vriend is niet meer beschikbaar… Dat verhaaltje dienden wij ook op te dissen bij Excelsior, toen er werd gevraagd naar de Toyota. Bingo! Fake news? De publieke opinie – in het kleine kringetje van de autosport – bespelen? Tja. Vele jaren later zou ik des te meer begrijpen hoe ik als press officer bepaalde items op de frontpage kon krijgen…
Terug naar 1976. Eugéne Paesmans, persman en racing verantwoordelijke bij IMC Toyota, doorzag het systeem van het voordeel van de punten per klasse (en de volle punten voor mijn broer) en besloot de Toyota Osaka toe te vertrouwen aan Willy Braillard, toen de coming man en grote ster op de Belgische circuits. Ik herinner mij dat Braillard het niet onder de markt had met mijn broer – “il est doué” schreef een Franstalige krant – maar in de beslissende race tijdens de Bekers van de Toekomst gaf de motor van de kleine blauwe A112 de geest en kon mijn broer een kruismaken over het kampioenschap.
Met het stukgaan van de motor van de blauwe A112 kwam er ook een einde aan zijn carrière op circuit. Hij bleef nog een tijd een beetje actief in slalom, speelde sponsor/stickerman voor Manu Goossens en volgde aldus via Fox Tuning (en de Mechelse Autoclub MAK) van nabij ook Eddy Gys, het debuut van Walter Ribbens in de R5 Cup en Freddy Fruhauf in Sunbeam Cup. In ’78 keerde hij terug naar het circuit voor een debuut in de 24 Uren van Zolder, goed voor een 3de plaats achter het stuur van een… Corzy A112 Abarth (zie Getuigenis/Baudouin Corbiau).
Oh, ja, in ’79 was ik gek genoeg om mijn Alfasud Sprint Veloce toe te vertrouwen aan mijn broer Paul en co Manu Goossens, zodat ze aan de start konden verschijnen van de 3 Uur van Excelsior! Op de achterruit van de Italiaanse Coupé prijkte een mooie ‘Thanks Koen’!
Helaas, in januari ’98 zou Paul ‘Toucheur’, nog geen 48 jaar, plots komen te gaan. Niet veel later werd Huis Constant verkocht en recentelijk ging wat nog restte – met de vertrouwde bovengevel – tegen de vlakte om plaats te maken voor een appartementsgebouw. Gelukkig kreeg ik via mijn oudste zus de talrijke dozen in handen met dia’s die Paul nam tijdens onze vele bezoeken aan de circuits van Zolder, Nijvel en uiteraard ook die eerste keer in de 24 Uren van Francorchamps in ’72. Nice memories.