Onder invloed van het door RACB federaliseren van de autosport had de ‘provinciale’ autosport stevig geboomd. Philippe De Leener, de man achter Rétrorganisation, het democratiseren van de circuitracerij én het ontstaan van de 24 Uren van Zolder, had de ‘provinciale’ boodschap goed begrepen, en lanceerde, naast het bestaande Rétro-tijdschrift, het eveneens tweetalige Rétro bis. Met uitsluitend provinciale rubrieken, verslagen per provincie. Om dat allemaal neer te pennen, kon hij vanuit de tien provincies terugvallen op een pak medewerkers. Zo zagen we voor Limburg de namen staan van Patrick de Schaetzen, Gilbert Vannutte, maar ook Fred Franssen (Antwerpen) of Francy Rys (West-Vlaanderen)! Lang duurde het mooie verhaal niet en één jaar later had De Leener geen andere keuze dan het op een akkoord te gooien met drukker Henri Sonveau, wat leidde tot het in september ’77 uitgeven van het nieuwe, zij het enkel Franstalige Turbo. Zonder Rétro bis of iets gelijkaardig. In het nummer één van Turbo konden we wél een groot verslag lezen van de eerste editie van de 24 Uren van Zolder…
In Vlaanderen kon men ondertussen voor verslagen en informatie allerhande over provinciale autosport terecht in het qua drukwerk en look zeer bescheiden Marathon News. Drijvende kracht Marc Coene uit Brugge tekende met zijn rode dubbeldekker present op alle provinciale wedstrijden en kreeg zo nog meer binding met de provinciale autosport. Marathon News was een uitloper van een Marathon-rit doorheen de Sahara, Paris-Dakar avant la lettre, waarover… Marathon News berichten bracht!
In ’79 was Keesing Auto Magazine aan zijn tweede jaargang toe en toen daar werd vernomen dat Coene met zijn Marathon News de boeken had moeten neerleggen, zag de redactie een mogelijkheid om die markt in te palmen en hiervoor werd de rubriek ‘provinciale autosport’ in het leven geroepen. Om die pagina’s te vullen, werd een beroep gedaan op een jonge medewerker! Extra werk dat mij toeliet het vak te leren en mij binnen de redactie steeds meer te positioneren, wat uiteindelijk zou leiden tot full time journalistiek. In het septembernummer verschenen zo onder de kop ‘provinciale autosport’ verslagjes van de slaloms van Reynaert, Landen, Zoutleeuw, Kempen, Koksijde en Overpelt, de sprint van Oudenburg, tussenstanden van de provinciale én regionale kampioenschappen, een voorstelling van EAC Meetjesland uit Eeklo én de 24 Uren van Zolder, allemaal rijk geïllustreerd met passende foto’s!
Vanaf dan werd er in de tweewekelijkse Keesing uitvoerig verslag gedaan over alle provinciale en regionale wedstrijden. Ik trok hiervoor op zondag achtereenvolgens naar een rally in West-Vlaanderen, passeerde tegen de middag op een slalom in Vlaams-Brabant en na een bezoekje aan een rallysprint in het Mechelse, ging het nog richting Circuit Zolder voor het bijwonen van een regionale race. Met een zodanig gevulde kalender – de auto was nog koning en elke organiserende club vond wel een geschikte dorpskern, marktplein of nog niet volgebouwde verkaveling om er een vlot parcours op uit te tekenen – kon ik onmogelijk overal aanwezig zijn, maar gelukkig kon ik rekenen op een netwerk van rijders die mij informeerden en uitslagen doorstuurden (of kwamen afgeven op de redactie).
Om de verschillende kampioenen goed in the picture te plaatsen, volgden er tijdens de wintermaanden interviews met alle laureaten! Met vijf provincies, rally, rallysprint, slalom, omloop, plus de regionale kampioenen in dezelfde disciplines, kwam opnieuw iedereen in woord en beeld aan de beurt. Om het contact te verbeteren, gebeurden die gesprekken bij de kampioenen thuis en trok ik, veelal, ’s avonds met pen, blocnote en fototoestel tot in alle uithoeken van Vlaanderen. Omwille van de intense strijd voor de (tweede) VAS-rallytitel tussen favorieten Marc Van den Hende-José Lefevre en de broers Guy en Herman De Maegd – met het West-Vlaamse duo als kampioenen – blikten we, eind ’80, aan de hand van een dubbelinterview terug op hun respectieve seizoenen. Autoclubs speelden in die regionale kampioenschappen een belangrijke rol en geïnspireerd door wat ik mij herinnerde over de nationale inter-renstallen challenges, organiseerden we de genaamde Keesing Beker! In ruil voor een verplichte sticker van “de Keesing” op één van de vele deelnemende auto’s konden autoclubs punten scoren voor de Keesing Beker, waarvan de eerste uitgave werd gewonnen door Autostal Duindistel. In naam van Keesing mocht ik tijdens de VAS-prijsuitreiking de ‘beker’ overhandigen en kreeg ik de gelegenheid uitvoerig van gedachten te wisselen met de topmannen van de Vlaamse Autosportfederatie!
Na het stopzetten van ‘de Keesing’ en het door het trio Vrijdag-Martens-Wyckmans lanceren van het concept van een volledig nieuw maandblad – de geboorte in september ’82 van Auto & Sport – werd er, gezien het succes bij Keesing, opnieuw redactionele ruimte voorzien voor provinciale, of beter regionale autosport, waarbij een ‘deal’ werd gemaakt met VAS voor het gebruik van het logo als hoofding van de regionale rubriek. Volgens hetzelfde principe, met verslagen en talrijke interviews met alle kampioenen. Het verzorgen van die rubriek koppelde ik bij Auto & Sport steeds meer met het brengen van verhalen over de éénzitterij – Formule Ford, Formule 3 en dus ook Boutsen in Formule 2 – de heropstart van een waarachtig BK Circuit en, niet op zijn minst, de 24 Uren van Francorchamps! Het werd hierdoor steeds moeilijker om mij, bijvoorbeeld na de terugkeer van een Formule 2-race op de Nürburgring of het uittikken van een Privé met Marc Duez, bezig te houden met het opzoeken van uitslagen en neerpennen van verslagen over de VAS-proeven. Ik maakte André en Marc duidelijk dat er voor het seizoen ‘83 diende gezocht te worden naar een vervanger. Ondertussen wou ik als een soort sluitstuk van mijn, zeg maar ‘provinciaal’ leven, reportages brengen over de werking van de regionale autosport en de vijf autosportprovincies in het bijzonder. Samen met fotograaf Fred Bayet ging het achtereenvolgens richting Gent (PAK Oost Vlaanderen), Leuven (PAK Vlaams-Brabant), Hasselt (PAK Limburg), Antwerpen (PAK Antwerpen) en tenslotte Roeselare (PAK West Vlaanderen). Via deze gesprekken kreeg ik beter hoogte van wat er leefde in de provincies, hoe zij werkten, wat hun problemen waren – vooral de gemeentelijke toelatingen om op de openbare weg te mogen ‘koersen’ baarden hen zorgen! – hun visie over de regionale autosport en de overkoepeling door de Vlaamse Autosportfederatie. Ik had mij bij het verlaten van Café Wiels Mandels in Roeselare, de plaats van afspraak met het trio Van Canneyt-Bostyn-De Berdt, niet kunnen inbeelden dat deze reportages mij zovele jaren later als RACB-topman zouden helpen om precies de noden van de provincies, regio’s, VAS en ook het Waalse ASAF beter te begrijpen…
In de laatste maanden als rubriekverantwoordelijke moet ik er niet helemaal meer met mijn hoofd zijn bij geweest, want ik presteerde het om bij het verslag van de Zes Uren van Kortrijk de… deelnemerslijst als uitslag af te drukken! Met helemaal vooraan Lietaer-Rossi, startnummer 1, terwijl Duez-Vandewauwer wonnen… De net afgestudeerde Iwan Kneuts was ondertussen binnengehaald om mij te vervangen, ik hield het nog even vol met het verzorgen van de verslagen van de regionale omloopraces, en in het septembernummer in ’83 verscheen onder het verslag van de 3000 km van Zolder uiteindelijk de initialen ‘dvds’ ofte Dirk Van der Sluys (zie ook Van onze verslaggever/Noenkel Taboureau).
Op het ogenblik dat ik op 1 december 1997 de ‘baas’ werd van de Nationale Sportcommissie, nu RACB Sport, en de werking van het secretariaat leerde kennen, ontdekte ik op de lijsten van commissies, werkgroepen en het overkoepelend Nationaal Uitvoerend Bureau – in de wandelgangen had men het over ‘den BEN’, ofte Bureau Excécutif National – heel wat namen die mij bekend in de oren klonken en die mij meer dan eens deden terugdenken aan mijn periode als ‘provinciaal verslaggever’.
Ook via Renstal Excelsior, Autostal MAK en dus de jaren dat ik mijn broer/rijder Paul vergezelde, had ik een heleboel mensen leren kennen, die ondertussen één of andere functie bekleden in PAK of VAS. Zo ontmoette ik Daniël Verschaeve, bijna voor het leven VAS-voorzitter, al in ‘76 toen hij als concurrent van mijn broer Paul op circuit ging racen in een gelijkaardige Autobianchi A112. Bij het eerste Directoire waar Verschaeve aantrad als vervanger van Bob Feyfer – die ik evenzeer kende toen wij samen in de erejury zetelden – en ik als ‘manager’ aanschoof, keken de bonzen van RACB verrast op toen ik de nieuwe VAS-voorzitter (en dan de nieuwe ondervoorzitter van de Nationale Sportcommissie) zeer hartelijk begroette en wij samen prompt herinneringen ophaalden. Jaren na de reportage over PAK West-Vlaanderen, was het als persman van het Peugeot Bastos Racing Team in Ieper en tijdens andere EK-rally’s een terugzien met André Bostyn en diens schoonbroer Noël Deberdt. In mijn tweede termijn bij RACB was ik intens begaan met het BK Rally en daarom riep het ondertussen betreurde duo mij te hulp om te bemiddelen met Frans Thévelin, die, ernstig ziek, toch maar geen afstand kon doen van zijn verworven positie binnen Targa Florio.
Hoewel ik ‘ene van den RACB’ was geworden – om de woorden van Maurice Beliën te hernemen: “Jij werkt nu voor de vijand” – wisten de mensen aan de basis met wie zij voortaan te doen hadden. Het feit dat ik met heel wat ‘regionale’ personen een bepaald verleden deelde en ik velen persoonlijk goed kende, vergemakkelijkte de aanvankelijk soms moeilijke gesprekken, vergaderingen ten huize RACB aan de Welriekende Dreef of later Aarlenstraat. Ik slaagde er in om zo bij mijn aantreden bepaalde situaties te ontmijnen – ik herinner mij de rel tussen PAK Antwerpen en het VAS-bestuur – en ook later in het beleid van ‘Brussel’ rekening te houden met wat er in de regio’s leefde. Voor mij was dat geen onbekende materie. En niet enkel omdat ik mij bij Keesing en Auto & Sport had ontfermd over de regionale verslaggeving. Lang voordien kreeg ik in de jaren zeventig via het lezen van Motoren Sport en stukjes in Gazet van Antwerpen weet van het bestaan van ‘piraten’-organisaties, BASC en nadien BRC in Vlaanderen – mijn broer debuteerde destijds met een BRC-vergunning! – en ASAM in Wallonië (zie ook Van onze verslaggever/De federalisering van de autosport).
Om die wildgroei onder controle te krijgen, werd binnen RACB de Commissie Hérion opgericht, die de tien provincies moest warm maken voor een decentralisatie en toekennen van provinciale autoriteit. “We gaan zoals in de paardensport voortaan provinciale kampioenschappen krijgen”, hoor ik nog toenmalig Excelsior-voorzitter Jos Knops tijdens de vergadering in het Castrol Clubhouse toelichting geven over de RACB-hervorming. Om de ex-piraten mee te krijgen in dat verhaal, zetelden voortaan tien afgevaardigden van de provincies in het bestuur van de Nationale Sportcommissie, nu RACB Sport. In 1976 werd zo, onder de vlag van RACB, gestart met Provinciale Kampioenschappen. Zoals bleek uit de rijkgevulde reportages in ‘de Keesing’ en Auto & Sport bloeide de provinciale autosport en in ’79 werd al gestart met ‘interprovinciale’ of regionale kampioenschappen.