De BRPC was aanvankelijk een clubje van vrienden-krantenjournalisten en stond in de eerste plaats borg voor een gezellig samenzijn, al dan niet gecombineerd met een professionele activiteit, zoals een verplaatsing naar de eerste Europese Indy Car-race op Brands Hatch! Zoals vaak het geval is in heel wat verenigingen hing ook hier de graad van bedrijvigheid af van de inzet van de voorzitter. Op dat vlak viel de BRPC quasi stil en het was Guy Ugeux, vader van latere Procar-kampioen Sébastien en zelf medewerker van de La Cité-krant, die aan de alarmbel trok en in ’83 een jonge journalist kon overhalen het roer in handen te nemen. Ja, dat was ik en ik wist mij in mijn taak te omringen door autosportfotograaf Christian de Baré, Bob Monard (free lance journalist) en nadien vooral Jean-Paul Prossnitz (toen La DH), Guy Milecan (destijds Le Soir) en Dominique Delhalle (ondertussen ex-RTBF). De Fab4 sloeg de handen in elkaar, aan initiatieven was er geen gebrek.
Stipt georganiseerde Q & A-persmeetings, geheel volgens een vast draaiboek, zijn in de hedendaagse, internationale autosportverslaggeving vaste kost. In die mate dat een persoonlijk (lees exclusief) interview bijna onmogelijk is geworden. Pakweg dertig jaar geleden konden Belgische perslui op basis van zo’n weliswaar veel relaxter georganiseerde persbabbels leuke verhalen noteren en dat was de verdienste van de Belgian Racing Press Club. De betreurde Bob Wollek, Jean Todt (toen nog baas van Peugeot Talbot Sport), Gabriel Cadringher (destijds FIA technisch directeur), Hans Stuck, David Richards: het zijn slechts enkele namen van personaliteiten die ingingen op een uitnodiging van de BRPC. Er waren de persbabbels, tijdens de 24 Uren van Spa beloonden de BRPC-journalisten de mecaniciens met de prijs van “het beste team”, en in het kader van de toenmalige Productie-racerij werd een sterke prestatie elk weekend bedacht met de BRPC-Toyota-beker.
Om de eerder plots overleden Paul Drossart, journalist van La Libre Belgique, (eindelijk) te eren, klopte de BRPC-leiding aan bij RACB om voortaan tijdens de jaarlijkse prijsuitreiking in de Concert Noble de “Persprijs Paul Drossart” uit te reiken aan de man/vrouw die volgens de journalisten het beste zijn taak als PR & Press Officer had weten te behartigen. De eerste laureaat heette Willy Lux, dat jaar de co van Marc Duez in de dikke Belga Audi Quattro en altijd met tekst en uitleg disponible voor de verzamelde pers. De winnaars konden de BRPC-Persprijs (nadien werd dat Persprijs Jacques Culot, naar de in ’98 omgekomen journalist van Le Soir) steeds waarderen, te meer daar de ondertussen betreurde Clovis voor een originele tekening zorgde.
Het verhaal van Eric Van de Poele en de BRPC is algemeen bekend. Omdat de journalisten altijd maar kritiek uitten op de (buitenlandse) rijderskeuze van BMW Belgium voor het besturen van de Bastos- en Gitanes-BMW’s, stelde BMW-sportmanager Hughes de Fierlant de BRPC-journalisten voor om zelf een rijder te kiezen voor de Juma BMW 323i. Op dat moment was er slechts één rijder die zich kon vrijmaken en die heette Eric Van de Poele, zonder stuur na een moeilijk debuut in de Franse F3 in 1984…
De BRPC stond borg voor nog andere krachttoeren. Onderling hadden we het vaak over de organisaties van onze BRPC. Begin ’88 was ik, samen met Christian Lahaye, Pierre Van Vliet en fotograaf Fred Bayet op terugreis van de presentatie van de F1 Benetton (waarvoor Thierry Boutsen ging rijden). PVV kwam tijdens de taxirit doorheen London op de proppen met het plan om, naar voorbeeld van de Memorial Van Damme, een jaarlijkse BRPC F3000 Trofee te organiseren. Geïnspireerd door het idee van de BRPC vond men het in de Aarlenstraat raadzamer om het allemaal zelf in handen te nemen en er de Zolderse Seca KACB-RACB Trophy van te maken, die zou gewonnen worden door Olivier Grouillard… Datzelfde jaar mochten de BRPC-journalisten naar aanloop van de 24 Uren van Spa op de koffie bij Nissan Motorsport om te peilen naar de kansen van de Nissan Skyline van het trio Grice-Percy-Olofsson en enkele jaren later was er ook in Spa een ontmoeting met Dieter Quester, de toenmalige ‘star’ bij BMW en teammaat van Marc Duez in een BMW Fina.
De BRPC was ondertussen erkend door RACB als officieel persorgaan en alle leden hadden via een brassard permanente toegangsbewijzen. Na zes jaar voorzitterschap vond ik het welletjes als voorzitter-voor-het-leven en werd ik achtereenvolgens opgevolgd door Johan Willems (journalist bij Het Belang en later topman bij GM en Opel), Richard Debeir (toen de autosportman bij RTBF), Bernard Verstraete (lange tijd hoofdredacteur van Autonews) en tenslotte Willy Weyens (dé WK-fotograaf en uitgever van Rally World) om het roer over te nemen van de steeds populairder wordende persclub: iedere autosportmedewerker voelde zich dan ook geroepen om een lidmaatschap aan te vragen. Ook omdat de criteria om lid te worden niet duidelijk waren omschreven – un club des amis du sport auto, lazen we in de statuten – ontstonden er steeds meer wrijvingen tussen beroepsjournalisten en zij die de autosportpers bedreven als hobby. Met als resultaat het oprichten van het dissidente PSAP, voorbehouden aan houders van een perskaart uitgereikt door het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
Het (dodelijke) ongeval met een cameraman tijdens de Boucles van Spa in 1998 noopte RACB om orde op zaken te stellen. In de dan qua veiligheid geldende richtlijnen van de Veiligheidscommissie van Binnenlandse Zaken – gebaseerd op de fameuze Wet Peeters – was er (nog) nergens sprake van regels voor pers, fotografen. Daarop doken de eerste perskazuifels op en de accreditatiecriteria werden opgenomen in het Nationaal Sportreglement. Net op dat ogenblik hield ik nog niet zo lang kantoor aan de Welriekende Dreef, het toenmalig secretariaat van de Nationale Sportcommissie, en parallel met mijn nieuwe job als ‘manager’ ontfermde ik mij automatisch over de nog op te bouwen persdienst van ‘den RACB’ . Niet veel later werd de RACB Media Accreditation-lijst opgesteld en verving die van BRPC en PSAP, en daar was plaats voor elke daadwerkelijk actieve autosportverslaggever. De lont aan de explosie van het World Wide Web moest toen nog worden aangestoken…