Ik heb het in dit ‘online boek’ vaak over onze nationale federatie. Ik ben goed geplaatst om af en toe een licht te werpen op het reilen en zeilen van den bond, want ik zat bijna negen jaar mee aan het bewind in Brussel.
Als journalist was ik al een bevoorrechte guest in de Aarlenstraat. Dat had te maken met het prille begin van de Groep N-racerij in ’82 en de daaropvolgende heropbouw van het BK Circuit. Regelmatig had ik hierover gesprekken met Marcel Servais, toenmalig technisch directeur van de Nationale Sportcommissie. Er was ook mijn betrokkenheid in het EK Toerisme, waardoor ik mij zag opgenomen in het selectiecomité van de 24 Uren van Spa, en er waren herhaaldelijk interviews met Charles de Fierlant, van 1980 tot 1992 voorzitter van de NSK (nu RACB Sport).
Maar na verloop van tijd zag men mij niet altijd even graag langskomen met mijn lijstje lastige vragen. Vooral in de periode van de relletjes in de Belgian Procar legde ik herhaaldelijk de vinger op de wond als er weer een procedurefout was gemaakt of men zich voor het bepalen van de gewichtshandicap had gebaseerd op verkeerde cijfergegevens.
Via een vrijblijvende babbel met Luc Claes, op dat moment nog algemeen secretaris van de NSK maar beroepshalve in de eerste plaats bedrijvig als deurwaarder, rijpte het idee om mij voltijds te laten werken voor de NSK. Luc stond toen op het punt te verkassen naar New York, om er voltijds voor de Verenigde Naties te gaan werken. Hij dacht dat ik op de hoogte was zijn vertrek, dat ik met die scoop in de media wou uitpakken en daarom op afspraak kwam. Neen, ik wou bij hem hoogte krijgen van wat Charles de Fierlant dacht aan te vangen met de NSK. Door zijn Amerikaanse plannen én mijn bezoek zag hij mij daar in zijn kantoor in één klap als zijn vervanger en dus de nieuwe algemene secretaris van de NSK! Daarop volgden er nog meerdere gesprekken met Charles de Fierlant, bij hem thuis in Freux, tijdens de Grand Prix in een kantoortje in de ondertussen gesloopte Belvedère-toren en uiteindelijk in een statig gebouw, eigendom van RACB, aan de Avenue Franklin Roosevelt, vooraleer er een finaal akkoord werd gegeven en ik dacht te weten wat mij stond te wachten. Ik besloot de journalistiek te verruilen voor de job van “manager” van de Nationale Sportcommissie. De stroper werd boswachter…
Ik moet bekennen dat ik mij na mijn eerste werkdag, die bewuste 1ste december 1997, al afvroeg waar ik was aan begonnen. Ik besefte aan den lijve de complexiteit van het runnen van de Belgische autosportbond. Er diende rekening gehouden te worden met een oneindig aantal parameters. Er waren FIA, VAS, ASAF, het Directoire, NUB (nu Council), commissies, werkgroepen, circuits, organisatoren, vrijwilligers. Om nog niet te spreken over de invloed vanuit de Aarlenstraat – geografisch functioneerde de NSK in de Welriekende Dreef onafhankelijk – en niet op zijn minst het belang van de 24 Uren van Spa. Bovendien zat niet iedereen in het villaatje/kantoor in de buurt van het Vierarmenkruispunt te wachten op “dien ambetante”. Ik betrad een heilig huis en had heel wat vragen bij de manier van werken…
Omdat de Carglass Cup vanaf 1997 als Belcar door RACB erkend werd, trok ik uit hoofde van mijn nieuwe functie naar de prijsuitreiking in het Holiday Inn-hotel in Hasselt. “Wat kom jij hier doen, jij werkt voor de vijand”, klonk het welkomstwoord van Maurice Beliën, waarbij hij mij linkte aan de oude vete tussen Zolder en RACB! “Tja, ik ben ingegaan op een goed voorstel, ja, van je vrienden van RACB”, ketste ik de bal terug. Precies in die periode was een zoveelste rel losgebarsten tussen Zolder/Maurice en RACB. Deze keer ging dat over de datum van de 24 Uren van Spa en die van de Zolderse European Historic. RACB, toen nog rechtstreeks betrokken partij, had een andere datum gekozen voor de etmaalrace, zonder rekening te houden met die van Zolder, overigens een FIA-meeting met prioriteit. Een geschil dat leidde tot een behandeling voor de Hasseltse rechtbank. Om maar te benadrukken dat het water zeer diep was tussen de Zolderse Begonialaan en de Brusselse Aarlenstraat…
Twaalf maanden later bleek dat in Brussel de oude demonen de kop bleven opsteken en het beleid danig verstoorden. Ik zei daarom niet neen tegen het aanbod van een merkenimporteur. Na een goed gesprek met een, helaas, ondertussen overleden vriend, voelde ik aan dat ik mijn missie nog niet mocht opgeven en besloot ik met veel moed te beginnen aan een tweede termijn. De plotse verhuis van de Welriekende Dreef (terug) naar de Aarlenstraat, leidde tot wat anarchie, en, ja, mijn onmacht om het protest onder controle te krijgen, zorgde voor een pijnlijke breuk met de top.
Ik kon mij gelukkig vastbijten in enkele hangende dossiers, zoals het hervormen van het BK Rally. Zo sprak men, naar voorbeeld van Koning Voetbal, voortaan over D1 (de Internationale Belgische Rally’s) en D2 (de Nationale Rally’s) en volgde er een eerste Werkgroep Rally samen met de merkvertegenwoordigers. Daar werd de basis gelegd voor het Junior-kampioenschap dat in 2000 het levenslicht zou zien. Enige tijd later hing Marc Van Dalen aan de telefoon. Hij wou mij spreken over de interesse van Peugeot Belux om via een Stuurwiel twee Peugeots 306 GTi te laten rijden in het Junior-kampioenschap. Tijdens die lunch onthulde hij dat de winnaar van de Junior-titel een seizoen zou aangeboden krijgen in een 206 Super 1600 en… volgde de vraag of ik interesse had om mij bij Kronos te ontfermen over de nieuwe door Mazda Beherman ondersteunde MX5 Trophy. Ik zei meteen ja…
Mijn opstappen leidde, onrechtstreeks, tot een crisette: Luc Vermeulen, voorzitter van de NSK, stelde zijn functie ter beschikking, het secretariaat van de NSK werd herschikt en daarop pakten VAS en ASAF uit met een gezamenlijk persbericht waarin zij stelden dat het zo niet verder kon met het beheer van de nationale autosport. Zij gebruikten in die mate harde taal – het woord revolutie viel nog net niet – dat er lichte paniek ontstond in Brussel. Anno 2000 hadden de regio’s (nog) een ferme vinger in de pap te brokken en zetelden zowel in het Directoire, Nationaal Uitvoerend Bureau als alle Werkgroepen. Charles de Fierlant, nog altijd de grote baas, besefte maar al te goed dat deze bom een gevaar betekende voor het door hem destijds federaliseren van de Belgische autosport. Vanuit de Beheerraad werden daarom twee ontmijners aangesteld, Yves Bacquelaine en Paul Kumpen, niet toevallig een Franstalige en een Nederlandstalige. Zij slaagden erin om de gemoederen te bedaren en zagen zich daarop benoemd als covoorzitters van de NSK.
“Het tweetalige RACB/KACB werd vertaald naar het Engelstalig beter bekkende “Royal Automobile Club of Belgium” – Vlamingen hadden het al jaren over “den RACB”
In september 1997 was Charles covoorzitter geworden van RACB en verving, samen met Philippe Roberti de Winghe, Antwerpenaar John Dils aan het hoofd van wat nog RACB/KACB heette. Ziekte noopte Charles om in 2001 de fakkel door te geven en via broer Hughes de Fierlant – de regelaar in de coulissen – werd zo in 2001 John Goossens binnengehaald als nieuwe voorzitter. Onder zijn impuls leek de Aarlenstraat eindelijk klaar voor een doorgedreven professionalisering. Het tweetalige RACB/KACB werd vertaald naar het Engelstalig beter bekkende “Royal Automobile Club of Belgium” – Vlamingen hadden het al jaren over “den RACB” – en de Nationale Sportcommissie (NS mét K) heette voortaan RACB Sport. Iedereen was het er roerend over eens dat de Belgacom-baas RACB op het juiste spoor had gezet.
Na het plots overlijden van John Goossens volgden nieuwe bewindsheren. Ergens in de loop van 2003 kreeg ik tijdens een aangename lunch met Jean-François Chaumont, toen nog altijd GO van de 24 Uren van Francorchamps, te horen dat er werd gesproken over mijn terugkeer naar de Aarlenstraat.