Op 20 juli 1969 werd om klokslag 23 uur de start gegeven van de 12 Uren van Zolder. In het glorierijke jaar 1969 won Eddy Merckx de Tour, de eerste mens wandelde op de maan, Jacky Ickx zegevierde in Le Mans en… Antwerp Motor Union organiseerde onder impuls van bezielende kracht Tony Stappaerts op Circuit Zolder de 12 Uren van Zolder, voorbehouden aan groep 1-auto’s, nu Groep N.
Die toen unieke halve etmaalrace werd gewonnen door het duo Vernaeve-Deprez in een Mini Cooper S, voor de Alfa’s van ‘Christine’-Jean-Marie Jacquemin en Petre-Bourgoignie. Uniek, want in de sixties waren er uitsluitend sprintraces met toerwagens en éénzitters. Voor een etmaalrace op een circuit moest men sinds 1964 in de moderne 24 Uren van Francorchamps zijn. En dan nog diende men over de vereiste vergunning te beschikken om te mogen starten, laat staan weerhouden te worden door het selectiecomité…
In tegenstelling tot wat we de laatste jaren op de Belgische circuits veelvuldig te zien kregen was er dus in de seventies geen overaanbod aan enduranceraces, waar twee of meerdere rijders een autootje konden delen.
De enige uitzondering op die regel bestond in de befaamde 6 Uur van Zolder, ook al een Antwerpse organisatie en bekend voor de bonificatieronden, waarbij “kleinere” auto’s van bij de start extra ronden kregen toegekend en zo aan de finish vaak het verschil konden maken met krachtigere concurrenten. VAS, ASAF, laat staan regionale of provinciale vergunningen bestonden nog niet en rijders met een nationale vergunning verkozen er onder een schuilnaam te starten, om sancties vanuit Brussel te vermijden!
Journalist Philippe De Leener had zich voordien binnen de RAC Junior (zeg maar de jongerenafdeling van RACB) al ontfermd over het organiseren van oriëntatieritten à la 4 Uur van Brussel en wist wat er leefde bij de amateurs. Hij besefte dat er in België plaats was voor clubraces, zoals in Groot-Brittannië. Toen de Benelux Bekers in 1974 werden geannuleerd, rook PDL zijn kans om een plaatsje op te eisen in de bestaande hiërarchie in de nationale autosport. Hij wist dat hij met de “Bekers van de Hoop” van zijn Rétrorganisation goed zou scoren: op het Waals-Brabantse – en ondertussen geheel verdwenen – Circuit van Nijvel kregen beginnende rijders de kans om met bescheiden autootjes van allerlei slag de eerste meters op een circuit te beleven. Latere bekende namen zoals Pierre-Alain Thibaut, Jean-Michel Martin, Dirk Vermeersch, Patrick Slaus, Philippe Ménage en zelfs Eric van de Poele leerden daar de eerste knepen van het vak.
Maar ook De Leener zwoer aanvankelijk bij het zuivere sprintwerk. Na een eerste 3 uursrace bleek de mayonaise zeer goed te pakken: net zoals in de 6 Uur van Zolder konden kleinere deelnemers – lees minder financieel krachtige rijders – dankzij een regelmatig ritme opschuiven in het uiteindelijke klassement. Na de organisatie van enkele 3 en 6 uursraces koos De Leener in 1976 voor de 2 x 8 Uren van Nijvel, omdat er ‘s nachts niet mocht gereden worden op Nijvel. Maar een echte 24 Uren à la Francorchamps sprak meer tot de verbeelding…
“Latere bekende namen zoals Pierre-Alain Thibaut, Jean-Michel Martin, Dirk Vermeersch, Patrick Slaus, Philippe Ménage en zelfs Eric van de Poele leerden in Rétrorganisation de eerste knepen van het vak”
Circuit Zolder beschikte nog steeds over de toelating voor een nachtelijke passage van de Ronde van België – die in ’74 voor de laatste keer werd georganiseerd – en dat liet De Leener toe in 1977 de eerste 24 Uren van Zolder op poten te zetten. 50 auto’s verschenen op de startgrid, en omdat de FIA-normen slechts 33 starters toelieten, werd er geopteerd voor een (veiligere) vliegende start à la Indianapolis. Na een quasi zorgeloze eerste Zolderse etmaalrace – gewonnen door de Corzy Autobianchi A112 Abarth van Corbiau-Frahm-Vermeersch – bereikten liefst 35 van de 50 auto’s de eindmeet.
De rest van het verhaal kennen we ondertussen. De Leener zag zich door Maurice Beliën, de toenmalige sterke man op Circuit Zolder, steeds meer opzijgeschoven. Rétrorganisation kreeg nog datums om te organiseren op Circuit Zolder, maar via het lanceren van de genaamde NOTAP (Nationaal Omloop Trofee/Trophée National Amateurs de Circuit) was op die kalender ook plaats voor andere regionale meetings, zoals die van Oto Club/PAK Limburg, PAK Oost-Vlaanderen, Scuderia Jim Clark of de (ook al Antwerpse) 3 Uur van Excelsior. Andere namen, maar dezelfde deelnemers met auto’s die gebouwd (en toegelaten) werden op basis van een liberaal reglement voor veelal 3 uursraces, maar ook sprints en éénzitterij! Dat in ’82 de 24 Uren van Zolder meetelden voor NOTAP – lees VAS -, was een voorbode voor wat in ’83 nog zou volgen…
In ’90 volgde een major sponsor: het Zolders getinte endurancekampioenschap heette voortaan BBL Cup. Vanaf ‘92 werd dat Carglass Cup, met nog steeds de 24 Uren van Zolder als hoogtepunt van het seizoen. Een nationale erkenning van de Carglass Cup kon niet langer uitblijven… Na het failliet van de Belgian Procar – zuivere sprints met eerst Supertoerisme en later SuperProduction – maakten de Belcar en de 24 Uren van Zolder tot en met 2004 integraal en zelfs exclusief deel uit van het Belgisch circuitlandschap.
De komst van nogal wat BV’s – de Wauters-broers, Joyce De Troch, Walter Grootaers – zette Belcar én de 24 Uren van Zolder sterk in de picture en heel wat would be-rijders voelden zich geroepen om hun voorbeeld te volgen. Dat had een zeker effect op het verlagen van de drempel – het toelatingsexamen! – en in die periode bestond het dat neofieten ’s morgens in Zolder het RACB-examen deden en dezelfde dag achter het stuur kropen van een pk-rijke BMW M3 of Porsche, voor de eerste avondtrainingen van de 24 Uren van Zolder! Zonder één meter competitie in de benen. Het opleggen van een minimum rondetijd – de Zolderse Rookie-tests – en het behalen van drie resultaten, alvorens aanspraak te kunnen maken op een vergunning “24 Uren”, droegen bij tot het verbeteren van het niveau.
Paradoxaal genoeg waren in dezelfde periode enkele tot dan zeer ervaren coureurs – ik herinner mij zo uit het hoofd de namen van Bernard Carlier, Karl Frahm en Mikke Van Hool – verplicht opnieuw deel te nemen aan de examens, omdat zij ‘gedurende de laatste 24 maanden geen resultaten konden voorleggen’! Omwille van die achterhaalde regelgeving dienden deze zeer ervaren jongens hun kunnen te tonen aan examinatoren die qua palmares nog niet aan de tippen van de schoenen kwamen van deze ‘leerlingen’. Ik was pas beginnen werken voor de federatie en na overleg met de verzekering – zij wilden voldoende dekking in geval van ongeval, schade, lichamelijke letsels – werd de Raad der Wijzen in het leven geroepen: iemand die na twee jaar inactiviteit opnieuw wou gaan racen, diende niét langer naar de Zolderse examens en het volstond een lijvig dossier, met uitslagen, palmares, over te maken aan de Raad, waarin uitsluitend zeer ervaren coureurs zetelden. Op basis van hun advies – meestal positief – volgde het hernieuwen van de nodige vergunning.
“Maurice Beliën haalde zijn slag thuis: in ruil voor het aanbrengen van een pak nationale vergunninghouders, verkreeg hij het akkoord dat alle Carglass Cup-coureurs konden beschikken over de felbegeerde A-vergunning”
Nog meer Kafka. In de onderhandelingen tussen RACB en Circuit Zolder over het vanaf ‘97 erkennen van wat we nu kennen als Belcar Endurance, haalde Maurice Beliën – toen de sterke man aan de Begonialaan en eigenlijk de geestelijke vader van de Carglass Cup – zijn slag thuis: in ruil voor het aanbrengen van een pak nationale vergunninghouders – kassa, kassa voor RACB! -, verkreeg hij het akkoord dat alle Carglass Cup-coureurs die in het laatst verreden seizoen (als VAS-vergunninghouders) waren gerangschikt, konden beschikken over de felbegeerde A-vergunning. Niks te examen of beoordeling door specialisten. Straffe kost! Want een A-vergunning stond in het examen gelijk aan het behalen van 80 procent van de punten. Ik bekommerde mij nadien over het organiseren van die examens en weet uit de cijfers dat slechts weinigen er in slaagden om op de piste die A-vergunning te behalen…
Met het door RACB verrassend erkennen van de in ASAF geboren BTCS kreeg Belcar in 2004 een concurrent die uit hetzelfde vaatje (endurance, GT, toerwagens) tapte. Het zou het begin van het einde betekenen…
Niet veel later nam ik het roer in handen van RACB Sport, en was ik vastbesloten om de twee partijen rond de tafel te krijgen en te ijveren voor het hervormen van BTCS en Belcar. Ondanks het feit dat ik Christian Lahaye van de BTCS en Marc Martens als Belcar-promotor zeer goed kende als ex-collega’s, kostte het mij een grote portie diplomatie en vijftien maanden overleg, alvorens gezond verstand in 2006 leidde tot het splitsen van GT (Belcar) en Toerisme (BTCS), met een uitzondering voor de 24 Uren van Zolder en de eveneens populaire 12 Uur van BTCS op Spa-Francorchamps. SRO, de nieuwe promotor van de Belcar, liep echter niet zo hoog op met de voorgestelde “mix” in de Zolderse 24 Uren en ging met de FIA GT3 voor exclusiviteit, waardoor de Zolderse etmaalrace haar DNA verloor en vanaf 2007 steeds meer tussen wal en schip viel…
Na het zeg maar volledig stilvallen van zowel Belcar als BTCS en een tussenperiode met Kronos Events als promotor van het genaamde Belgian Racing Car Championship – met zowel Endurance als Sprint – herleefde de naam Belcar in 2015 onder de vlag van Belcar Trophy en volgde in 2016 de erkenning door RACB als Belcar Endurance Championship. In dezelfde periode genoot de binnen ASAF – tiens, tiens – geboren Gentlemen Driver’s Cup als BGDC nationale dekking, goed voor endurance met, aanvankelijk, enkel ‘kleinere’ auto’s.
De betreurde Tony Stappaerts en de zijnen waren visionairs toen zij, vijftig jaar geleden, uitpakten met de 12 Uren van Zolder.